TRENDVOGELS
Volgend jaar verschijnt de tweede
broedvogelatlas van SOVON Vogelonderzoek.
Nu al zijn de belangrijkste veranderingen in de
vogelstand zichtbaar. Winnaar is de Grauwe
gans. De Watersnip wodrt weggevaagd.
'In die duiventil daarbroeden kerkuilen', wijst
Jan-Willem Vergeer van SOVON Vogel-
onderzoek Nederland, als we uit SOVONs
statige villa op de Wylerberg bij Beek-Ubbergen
wandelen. Boven ons, naast ons, voor ons en
achter ons tjiftjaffen tjifjaffen, slaan vinken,
zingen merels, riedelen fitissen en neuzelen
spreeuwen. Ingehouden, ijl haast, klinken de
roodborstjes. De meeste vogels mogen dan
vooral in de schemer zingen, het is hartje lente
en dan is er ook midden op de dag veel te
horen. Of er al zwartkoppen zingen? "Jazeker",
knikt Vergeer, "die horen we zo wel." Vergeer
coördineert SOVONs Atlasproject. Van 1998 tot
2000 is heel Nederland systhematisch geïn
ventariseerd op broedvogels. De laatste hiaten
op de kaart worden dit jaar opgevuld, een paar
moeilijke soorten zijn nog niet klaar, maar ruim
negentig procent van de gegevens zit al in de
computer. En hoewel de broedvogelatlas pas
over ruim een jaar verschijnt, zijn de
belangrijkste trends al zichtbaar.
Verliezers
Ëen opvallende verliezer is de watersnip", zegt
Vergeer. "Die is uit grote delen van Nederland
weggevaagd. We gebruiken dezelfde indeling in
blokken van vijf bij vijf kilometer als 25 jaar
geleden, zodat we goed kunnen vergelijken. In
'77 kwam de Watersnip nog in vrij veel blokken
voor, nu haast nergens meer. Hun aantal is
ongetwijfeld gekelderd, maar de vorige keer is
alleen de aanwezigheid, niet het aantal vogels
per blok onderzocht. Dat doen we nu wel.
Watersnippen broeden in natte graslanden.
Sinds ons grasland ontwaterd wordt, hebben
zulke vogels het moeilijk. Dat geldt ook voor
weidevogels als grutto, kemphaan en tureluur.
Verder vallen de grootste klappen in
kleinschalige cultuurland: paapje, patrijs en
kwartel hollen achteruit. Verdewenen zijn
korhoen, wouwaapje en otholaan, maar als
nieuwe vaste broedvogel kunnen we roodmus,
taigaboomkruiper en buidelmees noteren."
Door: Koos Dijksterhuis
Vergeer staat plotseling stil: "Hoor, een
groenling. Een soort die het heel goed doet." Uit
een nog kale berk klinkt een snerpend geluid.
Het geelgroene vinkachtige vogeltje hipt heen
en weer. "Groenlingen gedijen uitstekend in
tuinen en parken", doceert de vogelonderzoeker,
"net als merels, koolmezen en tjiftaffen. Die
soorten doen het goed, evenals sommige
bosvogels. Er komt meer bos en het wordt
natuurlijker beheerd. Een loofbosbewoner als de
appelvink profiteert daarvan, evenals zwarte
specht en bosuil. Opvallend genoeg is de
groene specht juist flink teruggelopen in het
bosrijke zuidoosten van ons land, terwijl hij een
opmars maakt in het noordwesten. Vooral in
boomgaarden in Zeeland doet hij het verrassend
goed. De terugloop op de zandgronden heeft
waarschijnlijk te maken met sommige
mierensoorten, zijn belangrijkste voedsel. Die
zijn onbereikbaar geworden doordat kale
bosbodems verzuren en begroeid raken met
gras. Op de kliegrond in het noordwesten vindt
de groene specht ze blijkbaar nog wel. Wij
signaleren overigens alleen nog maar trends; de
volgende stap is het zoeken naar oorzaken van
verandering. Maar het valt me nu al op dat er
een grens loopt van ruwweg Groningen naar
Breda, tussen zand en klei. Op het zand neemt
het soortenaantal af, op de klei toe. Maar de
meeste rodelijstsoorten nemen af. En dat zijn
juist de doelsoorten van het natuur-
beschermingsbeleid. Je kunt dus wel stellen dat
het natuurbeleid nog lang niet is waar het wezen
moet.
"Vergeer is heel voorzichtig met gissen naar
oorzaken, maar hij denkt dat de grootste manco
voor vogels op zandgrond is dat zand gevoeliger
voor verdroging is dan klei. Dew nachtegaal is
slachtoffer van die verdroging en neemt gestaag
af in het zanderige oosten des lands.
Nachtegalen houden van jong, dicht, zompig
loofbos. Verdroging is dus funest. In de duinen
zorgt verruiging voor de grootste
biotoopverandering. De vroeger open duinen
groeien dicht met vlieren en berken en hoewel
veel kwetsbare soorten daardoor verdwijene,
profiteert de nachtegaal er juist van. Die breidt
zijn areaal in de duinen flink uit. "Kijk", zegt
Vergeer, "hier hoor ik wel eens een nachtegaal
zingen. Dit is een ideale nachtegalenplek." Al
16