r? A[ WATERMONSTERS Door: Sandra Dobbelaar Elk voorjaar worden een heleboel poelen in de streek geïnventariseerd. Het gaat dan om een beeld te krijgen van de verschillende soorten amfibieën. Vaak worden er fuiken neergezet, soms wordt er met netten geschept of er wordt 's avonds met zaklampen in het water geschenen. Bij al deze methoden krijg je niet alleen amfibieën te zien. Allerlei dierenleven wordt per ongeluk gevangen of laat zich in het licht van de zaklap even zien. Elke keer word ik dan nieuwsgierig naar wat er nog meer aanwezig is in het water. Natuurlijk krijg je op deze manieren maar een klein deel van al het leven in de poel te zien. Een heel klein deel zelfs, want als ik na een paar keer scheppen het net leegmaak sta ik telkens weer versteld. Veel organismen kun je in een bak doen en ter plaatse bekijken en op naam brengen. Ruggezwemmers, bloedzuigers, waterpis sebedden en andere engerds zijn makkelijk te herkennen. Vaak echter gaat het om zulke kleine beestjes dat ze mee naar huis moeten om onder de microscoop bekeken te worden, zoals zoetwaterpoliepjes, watervlooien of roeipoot- kreeftjes. Niet in elk watertje tref je evenveel aan. Twee poelen kunnen uiterlijk nog zo op elkaar lijken, ze kunnen heel andere organismen of aantallen organismen bevatten. En dat kan iets zeggen over de kwaliteit van het water. Zo heb ik eens twee poelen, een in het Vennebos en een in een naburig bosje, te Koewacht met elkaar vergeleken. Het Vennebos is een bos dat beheerd wordt door o.a. de knotgroep van De Steltkluut. De poel in het Vennebos was helder en bevatte veel waterplanten (met name kranswieren). Hierin werden 15 verschillende (grote) soorten ongewervelden, ook wel macaronivertebraten genoemd, aangetroffen in niet al te grote aantallen. De andere poel was ook helder maar bevatte geen waterplanten. Op de bodem lag een enorme dikke laag bladeren van wel een meter dik. In elke schep van deze prut zaten ontzettend veel beestjes: waterpissebedden, rode dansmuglarven, wormpjes en waterkevers. Met de gegevens van deze twee watermonsters kun je een mooie vergelijking maken. De eerder bemonsterde poel in het Vennebos bevatte veel verschillende soorten, maar niet veel exemplaren per soort. De andere bevatte juist veel exemplaren van elke soort, maar wel weinig verschillende soorten. Aan de hand hiervan kar men een uitspraak doen over de waterkwaliteit. Een ruime variatie aan soorten wijst op eer leefgemeenschap die min of meer in evenwiclr is. Het water is dan meestal minder voedselrijk. De eerst bemonsterde poel bevat dus water var een redelijke kwaliteit. Leuk om te constaterer dat de poel in het bos dat we zelf beheren zo'r goede waterkwaliteit heeft. Gezien de dikke laag bladeren en takjes moes het water in de andere poel wel voedselrijk zijr wat invloed heeft op de leefgemeenschappen ir het water. Het bepaalt welke soorter gemeenschappen er voor kunnen komen. De aan- of afwezigheid van soorten zegt iets ove de waterkwaliteit. Waterorganismen zijn daarorr indicatoren. Het water in deze poel is dus gezier de vele organismen van dezelfde soorten var minder goede kwaliteit. Voedselrijk water hoeft niet altijd van slechte kwaliteit te zijn net zoals voedselarm water nie altijd van goede kwaliteit is. Om een volledige uitspraak te kunnen doen over de kwaliteit var het water is meer kennis nodig var milieubepalende factoren van de poel (bodem chemische samenstelling, temperatuur, etc.) Het is wel zo dat veel voedsel in het water e voor zorgt dat het leven in dit water ziel eenzijdig ontwikkelt. In het geval van de tweede poel zorgen de bladeren en andere plantenresten voor te veel materiaal dat moei worden afgebroken. Het natuurlijk zelfreinigend vermogen van her water kan het niet aan, ofwel het biologisch afbraakproces is verstoord. Het rotten van het plantenmateriaal vergt veel zuurstof. De dikke laag verstikt planten die op de bodem zouden kunnen groeien en voor zuurstcf zouden kunnen zorgen. De voor het afbraakproces benodigde zuurstof wordt uit het water gehaald. Het zuurstofniveau van het water

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2001 | | pagina 10