Figuur 2: Aantal gelokaliseerdfe broedterritoria van de Grauwe gans in het natuurreservaat Canisvliet 25-, 15' 10' 5'j«=l 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Van voor zonsopgang tot tegen de middag is het een voortdurend vertrekken en aankomen van groepjes ganzen (van enkele vogels tot vele tientallen). Ze komen drinken, rusten, poetsen maar ook foerageren (gras, klaver, rhizomen,..) zowel in het reservaat als in de Anthonypolder waar nog zo'n 30-40 ha akker- en grasland resteert. Het is onmogelijk te zeggen of dit steeds dezelfde vogels zijn. Gelet op de grote plaatstrouw van de Grauwe gans zal het hier nog veel "eigen" vogels betreffen. Uit diverse waarnemingen op 2,5 km ten oosten van Canisvliet blijkt dat er nog voor zonsopgang ganzen vanuit het noorden richting Canisvliet vliegen. Of deze van een andere slaapplaats komen of vogels zijn die reeds terug vliegen van een eerste voedseltocht is onbekend. Tot diep in de namiddag blijven de bewegingen daarna beperkt, ook al afhankelijk van mogelijke verstoringen, want vliegen kost energie en noodzaakt bijkomende tankbeurten Het aantal aanwezige Grauwe ganzen ligt dan meestal beneden de maxima. Enkele tientallen tot een paar honderd. Het aan- en afvliegen gebeurt in alle richtingen m.u.v. het zuiden. Misschien vliegen ze niet graag over Zelzate 3.2 Wintervoorkomen In augustus/september komen de eerste ganzen uit de buurlanden aan (waarschijnlijk eerst Noorwegen). In hoeverre er al doorgeschoven wordt naar Zeeland is mij onbekend. Daarna zijn de aantallen weer wat schommelend maar blijkbaar toch stijgend. Oktober/november brengt nog meer instroom met vermoedelijk ook "doorschuivers" naar Spanje/Marokko. Vermits Canisvliet nog maar werd ingericht in het najaar van 1997 is het nog wat vroeg om nu al te voorspellen of de jaarlijkse toename zal blijven duren en of het een goede afspiegeling is van wat er zich ook landelijk afspeelt. Afgelopen winter lag het aantal Grauwe ganzen hoger dan vorige jaren. Het was een zachte, natte winter op een kleine vorstperiode na. Voedsel leek gemakkelijk bereikbaar op percelen niet-gerooide aardappelen en percelen met oogstresten o.m. van bieten in de Anthonypolder, maar ook op een perceel grasland aldaar. Daarop verbleven ze heel frequent, zij het niet steeds in maximale aantallen. Ze bleven ook bouwland in de dichte en verre omgeving bezoeken. Het dagnacht ritme blijft daarbij bestaan. In het voorjaar daalt het aantal door emigratie (wegtrek naar het noorden) en exploiteren ze in Canisvliet vooral het opschietende malse gras, naast allerlei andere opschietende grasachtigen als riet en russen. De situatie in het overwinteringgebied en/of doortrekgebied zou ook bepalend zijn voor het daaropvolgend broedseizoen. Dit jaar waren er minder broedgevallen (figuur 2). Of dit een aanduiding kan zijn dat het vogels van elders waren die in een minder gunstig gebied hadden overwinterd is onbekend. Of is de Canada Gans dan toch een concurrent, want er was een gedeeltelijke verschuiving in het gebruik van bepaalde broedbiotopen door de Grauwe gans, 13

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2001 | | pagina 15