DE BONTE KRAAI, VOORTAAN EEN ZELDZAAMHEID
Door: Henk Castelijns en Jaap Poortvliet
Bonte Kraaien die in Nederland overwinteren
zijn afkomstig uit Zuidoost-Noorwegen, Midden
en Zuid-Zweden en Zuidwest-Finiand (Speek&
Speek 1984). Tot in de jaren zeventig van de
vorige eeuw was de Bonte Kraai in heel
Nederland en dus ook in Zeeuws-Vlaanderen
een normale verschijning. Tegenwoordig is het
een zeldzaamheid, die bijna alleen nog maar
nabij Saeftinghe wordt waargenomen.
Sinds de jaren zeventig is het aantal
overwinteraars zeer sterk afgenomen. Illustratief
zijn wat dat betreft de aantallen getelde vogels
tijdens watervogeltellingen in het zoute deel van
het Deltagebied. In 1975-80 werden tijdens
zulke tellingen nog 500-1.000 ex. waargenomen
(Meininger Slob 1983). Precies twintig jaar
later werden tijdens zulke tellingen nog maar 16-
66 ex. gezien (Berrevoets et al. 1996-2001).
Bonte Kraaien vliegen 's avonds naar bossen
waar ze de nacht doorbrengen in eikaars
gezelschap. Toen er 's winters nog volop Bonte
Kraaien waren, sliepen de meeste in Zeeuws-
Vlaanderen overdag verblijvende vogels net
buiten de streek en wel in de Zwinbosjes, de
bossen bij Moerbeke/Wachtebeke en de bossen
bij Ossendrecht. Binnen Zeeuws-Vlaanderen
waren het Groot Eiland en de bossen in de
Braakmanpolder de belangrijkste slaapplaatsen.
Op het Groot Eiland ging het in de winters van
1974 tot 1977 nog om 50-300 ex (Buise
Tombeur 1988). Sinds 1991 zijn daar geen
Bonte Kraaien meer waargenomen (med. Rob
Remmerts). Ook in de omgeving van de
Braakman is de soort inmiddels zo goed als
verdwenen. Omdat daar door ons sinds 1981
regelmatig kraaiachtigen op de slaapplaats
worden geteld, is deze afname goed
gedocumenteerd. De resultaten zijn samengevat
in figuur 1.
Een andere locatie waar een reeks van
gegevens van bestaat, is het Verdronken Land
van Saeftinghe. In het najaar van 1989 startte
de vogelwerkgroep er met maandelijkse
tellingen. Omdat alleen voor de periode nadien
vaststaat dat de methode niet werd gewijzigd,
worden alleen deze gegevens gepresenteerd
(figuur 2). Op oude tellijsten tref je bij de Bonte
Kraai opmerkingen aan als 'tientallen' of uit de
lijsten blijkt dat de soort alleen maar in een deel
van Saeftinghe werd geteld.. Toch valt er wel
iets over deze periode te zeggen. Meininger
Slob (1983) en Buise Tombeur (1988)
noemen voor de periode 1975-1985 aantallen
overwinteraars van 51-100 ex. Dat zijn vrijwel
dezelfde aantallen als de 49-84 voor de periode
1990-95. Pas daarna trad een sterke afname op.
Afgaande op waarnemingen overdag en
vliegrichtingen bij aankomst nabij de slaapplaats
in de Braakman foerageerden de vogels die
daar sliepen overdag vooral in de polders ten
westen en ten noorden van de slaapplaats: het
gebied tussen de dorpen Hoofdplaat, Biervliet
en Hoek. Ze hadden een sterke voorkeur voor
de Paulina- en de Beukelspolder. Voordat ze
naar het bos vlogen om er te gaan slapen
verzamelden ze zich eerst op het slik van de
Punt van het Recreatieterrein, of ais de kreek
bevroren was, op het ijs. Als het al hartstikke
donker was vlogen ze naar het bos. Het waren
's morgens ook de eerste vogels die de
slaapplaats verlieten. De vogels sliepen altijd in
het Noorderbos. Dat weten we zeker, omdat ook
in het Zuiderbos door ons geregeld
waarnemingen zijn verricht en daar alleen maar
Zwarte Kraaien op de slaapplaats werden
waargenomen. Op de slaapplaats in het
Noorderbos waren de groepen gemengd. In de
jaren tachtig sliepen er behalve Bonte Kraaien
ook 30-210 en nadien 30-80 Zwarte Kraaien. De
uiterste waarnemingsdata in de Braakman sinds
1981 zijn 20 oktober en 11 april.
In de omgeving van Saeftinghe foerageerden de
vogels vroeger zowel in het schor als in de
aangrenzende polders. Tegenwoordig worden
ze overdag alleen nog maar in Saeftinghe
gezien. Tot in het begin van de jaren negentig
vlogen ze 's avonds naar de bossen van
Ossendrecht om er te gaan slapen. Sindsdien
slapen ze in een populierenbos aan de rand van
Saeftinghe: de Pielenput in de Hedwigepolder.
De vroegste waarneming in Saeftinghe sinds
10