I De ooievaar komt dus terug.Maar het gaat niet vanzelf... Natuurherstel in het krekengebied Einde 1998 deed NATUURPUNT-Vlaanderen een algemene oproep tot de plaatsing van nestplatforms voor ooievaars in Vlaanderen in de daartoe geschikte gebieden. De jonge advocaat Arvid De Smet uit de Hollekenstraat in Assenede besloot einde vorig jaar om ook gevolg te geven aan deze oproep. Na overleg met verantwoordelijken terzake van Natuurpunt, Planckendael en het Zwinreservaat en na bezoek aan het otter- en ooievaarscentrum te Leeuwarden in het hoge Nederland werd aan de slag gegaan. Voorwaarde is wel dat het gebied rond de nestplatforms geschikt is als biotoop voor de ooievaars. De ooievaar vraagt een" valleigebied" met natte weiden, waar zijn geliefd voedsel in voorkomt en dit binnen een straal van circa vier kilometer rond het nest. Per koppel wordt daarbinnen gerekend op een 200 ha nat gebied. Het Asseneeds krekengebied, het Zelzaatse en Sasse krekengebied, het Braakman krekengebied, dat rond die jacht-radius gesitueerd is, samen circa 2000 ha groot en is dus een natuurlijke biotoop voor deze grote witte vogel. Een ooievaar wordt bijna één meter hoog, heeft een vleugel-spanwijdte van 1,5 meter, weegt tot 5 Kg, heeft een rode dolksnavel, heeft zwarte slagpennen, staat op hoge steltpoten en wordt tot 30 jaar oud. Waarom het Asseneeds krekengebied? Het Asseneeds krekengebied is een deel van het grensoverschrijdende poldergebied en uitgestrekte krekengebied dat gelegen is over gans Zeeuws Vlaanderen, het noordelijke Meetjesland, het noordelijke Waasland en het noord-oostelijke deel van West-Vlaanderen, met een totale oppervlakte van ongeveer 150.000 Ha, anders omschreven als:de zuidelijke westerschelde-delta. Het Zwin is ook deel van dit hydrogeografisch gebied. Ooievaarskoppels zijn doorgaans monogaam en proberen elk jaar terug te keren naar hun eigen nestplaats van het vorige jaar. Het zijn de jonge mannetjes die op zoek (moeten) gaan naar nieuwe nestplaatsen. Het Asseneedse krekengebied kan dus een (her)nieuw(d) ooievaarsgebied zijn voor ooievaars die uitzwermen uit het Zwin of die nablijven als gevolg van de trektochten van de Nederlandse ooievaars naar westelijk Afrika en het Iberische schiereiland in de maand september of tijdens hun terugtocht naar het noorden in de maanden februari-maart. De spontane en tijdelijke aanwezigheid van ooievaars in dit poldergebied is al een aantal jaar na elkaar vastgesteld. Deze ooievaars bleven een paar weken tot een paar maanden zelfs; het waren dus niet- broedende dieren, die dan vermoedelijk jonger waren dan 3 jaar. Waarom een nestplatform Het zijn de jonge mannetjes die nieuwe nestlocaties (moeten) opzoeken. Het zijn ook de jonge mannetjes die de basisinfrastructuur voor een nieuw nest (moeten) bouwen met zware takken en twijgen. Weinig jonge mannetjes kunnen deze dubbele opdracht vlot aan: een locatie zoeken en een nest bouwen. Daarom worden ze daarbij nu geholpen door de belangstellende natuurliefhebbers in deze eerste voor hen moeilijke periode. Van zodra een jong mannetje meent gereed te zijn met zijn homestead roept hij voorbijvliegende vrouwtjes; deze laatste kiezen hun toekomstige partner evenzeer om zijn bouwtalenten als om zijn jeugd. Van zodra ze koppel vormen bouwen ze samen verder de binnenkant van het nest uit met: gras, hooi, stro, mos, zelfs soms met mest, plastiek en vodden, die ze in de omgeving vinden. Nestplatforms worden geplaatst bovenop het dak van een woning, bovenop een paal van circa 8 a 12 m hoog of in een boomtop. De nestplatforms, geplaatst door advocaat Arvid De Smet en zijn echtgenote Natascha, zijn een eigen ontwerp voor een boomtop. Een nest op het dak van hun eigen woning kon niet, omdat ze het opgevangen regenwater van hun huis gebruiken voor huishoudelijke doeleinden. Ooievaarsplatform: Asseneeds boomtop-model Een ooievaar zit graag op een hoge plek van waaruit hij zijn omgeving zeer goed kan zien. Het ronde nestplatform heeft een diameter van 140 cm. Het platform bestaat uit lichte naast elkaar liggende dunne latten van 9 cm breed. Tussen de latten is een onderlinge afstand van minimum één centimeter, om het regenwater 20

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2002 | | pagina 22