kunnen wel goed vliegen. Op deze manier kun nen toch grotere afstanden overbrugd worden. Hierdoor zijn inmiddels zes soorten in staat ge weest om een populatie op te bouwen op de Hompelvoet, een eiland in de Grevelingen. Voor de afsluiting van de Grevelingen werd dit eiland tijdens de vloed steeds overspoeld en we gaan ervan uit dat er destijds geen sprinkhanen op dit eiland voorkwamen. De kortste afstand naar het "vasteland" is daar ongeveer 1 km. Ook op de Hoge Platen, een eiland in de Westerschelde komt een soort sprinkhaan, zelfs tamelijk alge meen voor, het spitskopje. Dit lijkt wel erg merk waardig omdat het eiland met de springtijen in de herfst en winter jaarlijks wordt overstroomd. Het kan haast niet anders of deze soort weet deze overstromingen met het zoute water goed te doorstaan. Het warmer worden van het klimaat blijkt op de sprinkhanen ook een effect te hebben. Nog steeds zijn er hier geen nieuwe soorten gemeld, maar dat lijkt een kwestie van tijd. Dwars door Vlaanderen zijn een aantal soorten nu flink naar het noorden uit aan het breiden. De bramen sprinkhaan rukt door de Scheldevallei op, Ant werpen is inmiddels bereikt. De sikkelsprink haan, tot voor kort vooral bekend uit de Arden nen, gaat ineens wel heel hard, ze is Brussel inmiddels gepasseerd. Het zuidelijk spitskopje en gouden sprinkhaan schuiven door West Vlaanderen naar het noorden. Een prachtige soort als de gouden sprinkhaan is nog maar slechts een 10-tal kilometers verwijderd van de grens! Natuurlijk zouden we deze schitterende dieren verwelkomen. Toch moeten we de eufo rie over de toename van de zuidelijke soorten een beetje temperen. Vaak gaat het immers om minder kritische soorten en een paar koudere jaren zal vanzelfsprekend weer een terugslag geven. Daarbij is de toename van deze soorten niet een gevolg van het beter worden van het milieu, eerder het tegendeel. Binnen de in onze regio aanwezige populaties blijken soms ook flinke verschuivingen plaats te vinden. Soorten als de krasser, de snortikker en de ratelaar gaan sterk vooruit. Daarbij kunnen de verschillende soorten elkaar ook beïnvloe den: Daar waar de krasser zich sterk uitgebreid heeft is de kustsprinkhaan bijna steeds wegge concurreerd. BEDREIGINGEN Als een slecht vliegend insect wordt de recht- vleugelige vooral getroffen door versnippering van het landschap en de toename van het ver keer. Daarnaast speelt vermesting ook een be langrijke negatieve rol. Dit wordt veroorzaakt door het gegeven dat de dieren hun eieren op de grond of laag in de vegetatie leggen. Die eie ren hebben zonlicht nodig voor de ontwikkeling. Een al te ruige begroeiing, veroorzaakt door een te voedselrijke bodem, neemt echter het nood zakelijk zonnetje weg, met een catastrofaal ge volg voor ons zingend insect. Een verschraling- beheer en de uitvoering van plagprojecten zijn dan een uitkomst. Daarvan profiteren ook talloze andere insecten die dezelfde half open vegeta ties nodig hebben: graafbijen en wespen, mie ren, spinnen en spinnendoders. Kunnen we voorkomen dat kwetsbare soorten als de veen mol of de veldkrekel uit ons landschap verdwij nen? Voor de veldkrekel is in het Clingse bos recentelijk een plagproject uitgevoerd. De popu latie is hier nu flink uitgebreid. Voor de veenmol is een voorlichtingscampagne in voorbereiding (beiden door Landschapsbeheer Zeeland). De in de tabel gepresenteerde trends zijn landelijke. Regionale situaties kunnen daar wel van afwij ken. We hebben de plicht zorgzaam om te gaan met de bedreigde soorten. Eén soort blijkt ge zien zijn verspreiding binnen Nederland typisch Zeeuws: Het is de greppelsprinkhaan. Ook voor deze soort hebben we dus een verantwoordelijk heid te dragen. Door de medewerkers aan het Project Insect (insecteninventarisaties uitgevoerd door Het Zeeuwse Landschap) worden in verschillende terreinen ook sprinkhanen geïnventariseerd. Van deze terreinen zijn nu soortenlijsten be schikbaar. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van gegevens van: Alex Wieland, Hub Bun, Lucien Calle, San dra Dobbelaar en Lucien Noens, waarvoor dank. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2002 | | pagina 11