De stedelingen zijn vaker dan de dorpelingen
van mening dat de veranderingen in het
Nederlandse landschap acceptabel zijn.
Ongeveer de helft van de stedelingen vindt
veranderingen in het Nederlands landschap een
goede zaak tegen 40% van de dorpelingen.
Bijna 30% van beide groepen vindt
veranderingen een noodzakelijk kwaad en nog
eens ca. 24% van de stedelingen en ca. 18%
van de dorpelingen vindt dat veranderingen
moeten worden teruggedraaid.
Wonen in de natuur groen wonen
De helft van de stedelingen zou in de natuur
willen wonen, ca 45% zou dit niet willen. Onder
de respondenten in het landelijk gebied ligt dit
laatste percentage logischerwijs fors lager, ca.
10%. Ongeveer 56% van de dorpelingen geeft
aan al in de natuur te wonen.
Op de vraag in welke natuurgebieden in
Nederland absoluut nooit gebouwd zou mogen
worden, worden door beide respondentgroepen
de Veluwe en het Duingebied het meest
genoemd. Ook wordt vaak 'in geen enkel
natuurgebied' aangegeven, door ca. 30% van de
dorpelingen en ruim 40% van de stedelingen.
Van alle respondenten geeft ongeveer 70 a 80%
aan dat de mensen die in de groene gebieden
wonen mogen beslissen wat er gebeurt met de
groene gebieden rond de steden in Nederland.
De dorpelingen geven iets vaker de voorkeur
aan zichzelf.
Ca. 12% van de dorpelingen is van mening dat
nieuwe woningen die in plaats van een
boerenbedrijf komen op het platteland moeten
worden gebouwd, ongeveer 7% van de
stedelingen deelt deze mening. Ongeveer
driekwart van de dorpelingen en bijna 80% van
de stedelingen vindt dat dit aan de bestaande
steden moet gebeuren
Natuur en groen in de stad
Bijna een kwart van de dorpelingen geeft aan
dat natuur op het platteland hoort en niet in de
stad, ruim 65% is het hier niet mee eens. Ca
15% van de stedelingen is het met de stelling
eens en bijna driekwart is het hier mee oneens.
Op de vraag waar men het meest van de natuur
geniet wordt verschillend geantwoord door de
twee respondentgroepen. De dorpelingen geven
vaker dan de stedelingen hun directe omgeving
(de tuin, straat of buurt) aan. De stedelingen
geven vaker het park, buiten de stad of het
buitenland aan. Beide groepen genieten vaak
van de grote natuurgebieden. Ook de televisie
scoort nog enkele procenten.
De respondenten herkennen zichzelf het meest,
ongeveer tweederde deel, in 'natuur in de stad
betekent voor mij mooie stadsparken', de
stedelingen herkennen zichzelf hier iets vaker in.
De dorpelingen geven aan zichzelf iets vaker,
ca. 28%, dan de stedelingen te herkennen in
'natuur in de stad betekent voor mij kleinschalig
groen in de wijk'. Slechts een klein deel van de
respondenten vindt natuur in de stad onzin of
heeft hier geen behoefte aan.
Als er meer wordt geïnvesteerd in groen in en
om de stad, vindt ongeveer 40% van beide
respondentgroepen dat deze gebieden door
Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten
moeten worden gemaakt en beheerd. Bijna 30%
van de dorpelingen en ongeveer een kwart van
de stedelingen vinden dat de boeren dit zouden
moeten doen. Zo'n 15% van beide groepen is
van mening dat de grote bouwbedrijven hier aan
mee moeten betalen. Een zeer beperkt deel van
de respondenten, ca. 1%, vindt dat de boeren
daar dan moeten verdwijnen.
Van de respondenten wonend in het landelijk
gebied geeft ongeveer de helft aan niet te weten
of het nieuwe kabinet te veel, voldoende of te
weinig aandacht heeft voor het natuurbeleid. Bij
de stedelingen is dit ca. 36%. Stedelingen geven
vaker (53%) dan de dorpelingen (40%) aan dat
het kabinet te weinig aandacht voor natuurbeleid
heeft. Slechts ca. 7% van de dorpelingen en ca.
12% van de stedelingen is van mening dat het
huidige kabinet voldoende aandacht hieraan
schenkt.
De vragen van deze enquête kunt u terug
vinden op het internet: www.alterra.nl
7