VOGELRAPPORT CANISVLIET 2001-2002 Het afgelopen jaar werd door Franklin Tombeur het vogelonderzoek in Canisvliet voortgezet, rondleidingen verzorgd vanuit het bezoekers centrum de Baeckermat en door regelmatig contacten met personen en instellingen aandacht gevraagd voor het wel en wee van fauna en flora. Vogelonderzoek Het onderzochte gebied zijn de landbouw gronden en het natuurreservaat gelegen tussen de Anthonykade in het westen, de Karnemelkdijk (landsgrens) in het zuiden, de Vissersverkorting in het oosten en de Oostpoortweg in het noorden. Alles samen ongeveer 140 hectare. Canisvliet werd tussen 1 oktober 2001 en 30 september 2002 129 maal bezocht. Er werden 129 soorten en ondersoorten waargenomen en 63 soorten hadden één of meerdere broedterritoria. Het vogelonderzoek bestaat uit het bij elk bezoek vaststellen van de aan- of afwezigheid van (onder)soorten en het kwantificeren ervan. Al naar gelang wordt nota genomen inzake sekse, leeftijd en gedrag. Het broedvogelonderzoek verloopt volgens gestandaardiseerde wijze van het Broedvogel Monitoring Project van SOVON. Er zijn 4 proefvlakken: 2 BMP-A voor alle soorten (1 met voornamelijk riet en 1 met bomen en struiken) en 2 BMP-W voor akker- en weidevogels (nieuwe graslanden). Het hele gebied is een proefvlak BMP-B dat op een aantal landelijk te volgen bijzondere soorten wordt gemonitoord. Ten behoeve van het weidevogelmeetnet werden bijkomende data verzameld voor SOVON. In bijlage: Lijst van alle waargenomen soorten en ondersoorten met al naargelang de soort de vermelding broedterritorium of het exacte aantal broedterritoria in 2002 Exacte aantal broedterritoria per proefvlak BMP-A en BMP-W voor de geselecteerde soorten in 2002 Grauwe Ganzen in Canisvliet de uitdaging blijft Voorjaarsfenologie, met een overzicht van de laatste zeven voorjaren 1996-2002 Gegevens van het trekvogelonderzoek in de Canisvliet Binnenpolder najaar 2002 Gegevens van Canisvliet worden ook ingebracht in de maandelijkse Ganzentellingen (RIKZ), de midwintertellingen (SOVON), het kustbroedvogelonderzoek (RIKZ) en de Werkgroep Roofvogels Nederland. Tot op heden ging de meeste aandacht naar aantals aspecten. Het is de bedoeling dit onderzoek te continueren maar tevens verbreden en te verdiepen inzake de reproductiecyclus van een aantal soorten. Vanaf 2003 hopen we wat dit betreft meer kwalitatief onderzoek te kunnen verrichten (nestkaarten- onderzoek SOVON). Als aanzet hiertoe werd dit voorjaar extra aandacht gegeven aan het broedsucces van de Kievit. In de beide graslanden en in het resterende akkergebied werden nesten/legsels gelokaliseerd en gemonitoord. Gegevens over legdata, eieren, pulli en predatie zullen afzonderlijk gepubliceerd worden. Wij proberen uitspraken als Canisvliet kende een goed jaar" of iets dergelijks te vermijden. Al bij al blijft Canisvliet een heel klein stukje dat niet toelaat algemene uitspraken hieruit af te leiden. Goed of slecht zou per soort dienen te gebeuren waarbij toch dezelfde overweging blijft spelen. Goed en slecht zijn relatieve begrippen. Veel agrariërs verheugen zich niet op "goede" jaren voor soorten als Houtduif, Fazant en Grauwe Gans. Anderen kunnen zich niet vinden bij "goede" jaren voor Ekster en Zwarte Kraai. Goed en slecht zijn ethische begrippen waarvan het gebruik om natuurlijke verschijnselen te beoordelen misschien minder aangewezen zijn. Deze discussie is interessant maar hoort niet thuis in dit jaarrapport. Bij de rondleidingen voor bezoekers brengen we vaak het "succesverhaal" van de Grutto. Inderdaad reeds het eerste voorjaar na de aanleg van de nieuwe graslanden in 1997 daagde deze soort op als broedvogel. Vanuit het concept doelsoort en natuurdoeltypen een schot in de roos. Immers voordien was de Grutto -ook niet voor de ruilverkaveling- als broedvogel 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2003 | | pagina 11