T
VONDST VAN HET JAAR
Door: Joop Rijnders
Eind mei heb ik de Bergnachtorchis,
Piatanthéra chlorantha, gevonden in de
onmiddellijke omgeving van Hulst in gezelschap
van Paardenstaart, Kruipende boterbloem,
vogelwikke en nog wat grassoorten waarvan Ik
de naam niet weet. Eerdere vondsten in 1957 bij
Oost kapel Ie en in 1980 bij Retranchement
waren niet juist gedetermineerd (Zie
"Verspreiding van de Inheemse Orchideeën, C.
A. V. Kreutz").
Deze Bergnachtorchis bastaardeert veel met de
Welriekende nachtorchis, Piatanthéra bifólia. De
Bergnachtorchis schijnt 's nachts te ruiken, maar
dan slaap ik meestal!
Hij was vrij algemeen in Zuid Limburg, maar nu
zeldzaam en schaars en dan nog sporen van
bastaardering.
Nachtorchis (Plantanthéra)
De ongeveer tachtig Plantanthéra-soorten
komen voor op het noordelijk halfrond, het
merendeel ervan in Oost-Azië. In het grootste
deel van Europa komen slechts twee zeer nauw
aan elkaar verwante Welriekende nachtorchis
en Bergnachtorchis voor; alleen het uiterste
noorden en zuiden van ons werelddeel
herbergen nog een paar andere Nachtorchissen.
De twee genoemde soorten hebben twee
wortelknollen, die toegespitst zijn in een
penwortel. Aan de stengelbasis staan enkele
vliezige schubben en twee grote, grondstandige
bladeren. Deze zijn langwerpig, grasgroen,
glanzig, met aan de onderkant uitspringende
middennerf, aan de voet versmald in een
gevleugelde steel. Soms staat aan de voet van
de plant nog een derde blad, bij uitzondering iets
boven de voet nog een vierde blad van
vergelijkbare grootte. Hogerop draagt de kantige
stengel alleen enkele schutbladachtige
bladeren. De losse, niet zeer rijkbloemige aar
heeft groenige schutbladen van ongeveer
dezelfde lengte als het vruchtbeginsel. Dit is vrij
dun en staat vrijwel haaks af of is iets S-vormig
gebogen. De bloemen geuren vooral 's nachts
zoet en zijn wit aan de top van petalen, lip en
spoor. De twee zijdelingse sepalen staan wijd
uitgespreid en iets schuin omlaag gericht. De
omhooggerichte sepaal vormt met de petalen
een helm. De lange, vlezige, lijnlancetvormige
lip vertoont geen honingmerk en draagt aan de
voet een ongeveer twee centimeter lange,
dunne, horizontale tot iets omlaag gebogen
spoor, die langer is dan het vruchtbeginsel. De
twee stuifmeelklompjes hebben elk een
hechtschijfje.
De nectar in de punt van de spoor is alleen
bereikbaar voor insecten met een lange roltong.
Bestuivers zijn nachtvlinders van de families der
uiltjes (Noctuidae), pijlstaarten (Sphingidae) en
17