Een nadeel van nieuwe landgoederen is dat het ook verstening van het landschap met zich mee brengt. Verstening van het Zeeuwse landschap is in onze ogen echter een ongewenste ontwik keling. De voordelen op het gebied van ecologie, socia le aspecten en economie zullen ruimschoots moeten opwegen tegen de nadelen. Ruimtelijke kwaliteit en landschap In het onderdeel 'Beleidsvisie' staat dat behoud van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van be lang is voor de toekomst van het landelijk ge bied. Een standpunt dat wij van harte onder schrijven. Naast behoud is echter eveneens ver sterking gewenst. Behalve bij de Nieuwe Econo mische Dragers worden helaas nergens handva ten gegeven om dit beleid gestalte te geven. Het enkel beschermen van het microreliëf in zo ne lib en de voorwaarden die het aanlegvergun- ningenstelsel oplegt, zijn niet voldoende om de huidige ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het gebied te behouden. Niet beschermd zijn bij voorbeeld: De kleinschaligheid van bepaalde polders, met name in de zones lib en III; de kleine landschapselementen zoals drink putten in zone I, lla en zelfs de kleine hout opstanden in zone lib. Deze elementen zijn ook van belang bij het be houd en de ontwikkeling van het blauw-groene raamwerk, dat zonder bescherming eerder wordt afgebroken dan behouden. Bij nieuwbouw en nieuwsvestiging wordt geen aandacht besteed aan ruimtelijke inpassing, beeldkwaliteit of respect voor cultuurhistorie. Ook nachtelijke duisternis is overigens een ruim telijk kwaliteitsaspect dat meegenomen dient te worden. Natuur Onder het kopje natuur wordt slechts gesproken over de Ecologische Hoofdstructuur. Dat is een te beperkte opvatting van natuur. Ook de natuur van kreekrestantjes en kleinere landschapsele menten (zoals bedoeld in bovenstaande tekst) behoeven bescherming. Deze gebiedjes zijn, veelal omdat ze te klein zijn, buiten de hoofd structuur gelaten. Dat betekent echter niet dat ze niet van belang zouden zijn. Waterparagraaf Met het gebruik van waterkansenkaarten en de watersysteemanalyse moet het concept 'water als leidend principe voor de ruimtelijke ordenincf gestalte krijgen. Het bestemmingsplan kan en moet hierin wel degelijk bijdragen. Afstemming met de waterbeheerder leidt, zo blijkt uit het ver leden, te vaak tot een technische oplossing van de vraag 'hoe de voorgenomen activiteit kan worden gerealiseerd zonder dat de waterhuis houding negatief wordt beïnvloed.' Als voorbeeld noemen we het zoeken naar technische oplos singen voor voldoende waterberging ten opzich te van het verharde oppervlakte en dergelijke. Locatiekeuzes worden doorgaans gemaakt op grond van allerlei planologische en niet planolo gische argumenten. Het doel van de Watertoets gaat echter verder. Namelijk dat voorafgaand aan de locatiekeuze de vraag moet worden ge steld of een alternatieve locatie niet geschikter is voor de geplande activiteit of minder problemen oplevert, dan wel minder inspanning kost om geschikt te maken. Deze vragen worden vaak overgeslagen. Wanneer vervolgens toch wordt gekozen voor een, wat de waterhuishoudingas pecten betreft, minder geschikte locatie is een verantwoording van deze keuze vereist. In het bestemmingsplan kan en moet een toetsing op dit punt worden opgenomen. Teeltondersteunende voorzieningen Terecht wordt opgemerkt dat voor het definitieve beleid met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen gewacht wordt op de provinciale nota. De planologiewerkgroep wil uitgaan van het gegeven dat teeltondersteunende voorzie ningen op de meeste plaatsen onder voorwaar den kunnen worden toegestaan. Boogkassen hebben een grote impact op het landschap, ver gelijkbaar met glazen kassen. De stap van boogkassen naar glazen kassen is klein en de functie vrijwel gelijk. Daarom zou naar onze me ning voor boogkassen hetzelfde beleid moeten gelden als voor glazen kassen (max. 2000 m3 als neventak). Verder moet bij alle teeltonder steunende voorzieningen een adequate ruimte lijke kwaliteitsimpuls gegeven worden, vergelijk baar met het systeem van de Nieuwe Economi sche Dragers. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2003 | | pagina 13