Figuur 2 toont aan dat die plaatstrouw ongeliijk
verdeeld is over de loop van een jaar. Naar het
voorjaar toe daalt het aantal aflezingen.
Zijn er verschillen tussen adulten en juvenielen?
Vermits er meer juvenielen dan adulten zijn ge
ringd zou hun kans op aflezing groter moeten
zijn. Inderdaad zijn er 220 adulten tegenover
295 juvenielen afgelezen. De verhouding gering
de adulten /juvenielen (25/34) bedraagt 0.735.
Deze verhouding vinden we nagenoeg exact
terug in de verhouding aflezingen adulten/
juvenielen, namelijk 220/295 of 0.738.
Een verschil treedt evenwel voor de dag wan
neer we naar het maandgemiddelde van de bei
de leeftijdsklassen kijken. De adulten zijn 220
maal afgelezen of 18,3 individuen gemiddeld per
maand of 0.732 in verhouding tot het aantal ge
ringde adulten. De juvenielen zijn 295 maal af
gelezen of 24,5 individuen gemiddeld per maand
of 0.720 in verhouding tot het aantal geringde
juvenielen. De juvenielen lijken dus iets minder
plaatstrouw dan de adulten.
In een vergelijkbaar onderzoek in het Neusiedl
Meer in Oostenrijk werd 89,6% een jaar na het
ringen teruggezien nabij de opgroeiplaats
MOBILITEIT
Grauwe Ganzen zijn echte kuddedieren. Hun
ganse leven brengen ze door in groep. Zelfs tij
dens de broedtijd blijven de niet-broeders bij
elkaar en rond de broedende koppels hangen.
De broedvogels zelf zitten ook bij elkaar. Geïso
leerde nesten zijn echte uitzonderingen: dit voor
jaar (2003) vond ik in Canisvliet op 72 nesten
één nest kompleet geïsoleerd van de andere.
De nesten liggen als een echte kolonie dicht bij
elkaar soms op maar een paar meter van elkaar.
Ze doen bijna alles in groep: slapen, eten, rus
ten, trekken, vliegen, broeden. Er is een heel
sterke band tussen de vogels en ook binnen de
families. Jonge vogels van enkele dagen of we
ken oud worden zeer vlot geadopteerd door an
dere vogels dan hun ouders. Koppels begelei
den soms ganse crèches, etc.
De grote groepen die wij nu zien bestaan dan
ook uit vogels van diverse leeftijden.
Een groot deel van het jaar kennen de Grauwe
Ganzen in Zeeuws-Vlaanderen een vrij vast pa
troon van tijdsbesteding. Dat komt grosso modo
neer op de nacht doorbrengen op veilige plek
ken (vaak open water van kreken), 's ochtends
(vaak heel vroeg) gebieden opzoeken waar kan
gegeten worden, daarna opzoeken van een ge
bied waar ook kan gerust, gedronken en getoi-
letteerd worden, 's Avonds opnieuw opzoeken
van een voedselgebied en daarna terugkeer
naar de slaapplaats. Het rustgebied kan hetzelf
de zijn van een slaapplaats maar verschillend.
Die plekken kunnen in de loop van de tijd wijzi
gen, al naar gelang predatierisico's, waterstand,
etc. Het hier beschreven mobiliteitsgedrag is dus
geenszins gefixeerd, integendeel. Grauwe Gan
zen zijn opportunisten Ook overdag durven ze
wel eens uitstapje maken in de nabije buurt, al
les grotendeels afhankelijk van de beschikbaar
heid en bereikbaarheid van voedsel. Sommige
gebieden bezoeken ze meer en langer dan an
dere, afhankelijk van het soort voedsel, vorige
ervaringen en veiligheid. Dat ganse aspect komt
in deze bijdrage niet aan bod.
Dit patroon valt stil half februari - eind februari.
De broedperiode breekt aan en de dieren verblij
ven dan steeds in het broedgebied. De broedvo
gels maken vrijwel geen verplaatsingen omdat
de vrouwtjes zitten te broeden en de mannetjes
hun partner en de nestomgeving bewaken. Die
vogels kunnen sowieso niet weg. Bij de niet-
broeders is de situatie minder duidelijk. Ze blij
ven veel rond de "kolonie" hangen en in het ge
val van Canisvliet grazen ze vaak op het aanpa
lende grasland waar de groei op gang komt.
Toch zien we vaak ook groepen in maart, april
en mei op aangrenzend bouwland op het op
schietend gewas foerageren.
Na de broedtijd (half mei) ruien de volwassen
vogels de slagpennen en dan blijven ze onge
veer een maand in hetzelfde gebied mits het
daar veilig is en er voedsel aanwezig is. Ze vre
ten dan veel aan het malse riet, grassen, kla
vers, lisdodden etc.
Mijn veronderstelling is dat de ganse groep
Grauwe Ganzen van Canisvliet in het gebied
zelf ruien, zowel broeders als niet-broeders. De
broeders blijven bij hun jongen en voor de niet-
broeders baseer ik mij op het aantal aanwezige
vogels dat niet afneemt in die periode en het feit
dat er geen aflezingen zijn van adulten in juni
buiten Canisvliet.
Verplaatsingen van niet-broeders naar specifie
ke veilige ruigebieden zijn nochtans een bekend
fenomeen bij de Grauwe Gans. De Oostvaar-
dersplassen zijn daar een mooi voorbeeld van.
15