juni juli aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei Aflez. 0 4 33 11 14 16 6 42 18 6 6 3 Gebieden 0 1 2 3 4 5 5 9 6 3 3 2 Ind. Ad/juv 1/3 10/23 1/3 3/5 3/6 2/3 12/20 6/11 1/5 3/4 1/2 Figuur 3: Aflezingen buiten Canisvliet per maand (alle leeftijden) Verplaatsingen na de broedtijd Pas wanneer de jongen kunnen vliegen (ze zijn dan ongeveer 100 dagen oud), zeg maar half juni/eind juni, hernemen de dagelijkse voedsel- vluchten. De slagpenrui van de oudervogels ver loopt mooi synchroon met het groeiend vliegver- mogen van hun jongen en dus hervatten zij de voedselvluchten op hetzelfde tijdstip. Na dus een bijna sedentaire leefwijze van ruim 4 maanden gaan ze weer de boer op. Daar valt de laatste decennia steeds meer te rapen! Zoals bekend gaat het om hoogwaardig voedsel en daar kan je als gans moeilijk naast kijken. Hoe ze daarbij te werk gaan en inspelen op lokale toestanden (ook weerstoestanden) is voor een deel reeds ontrafeld in Saeftinghe en elders. Voor het boerenland in Zeeuws Vlaanderen be schikken wat dat betreft nog niet over gegevens. Onderzoek daaromtrent is erg arbeidsintensief, maar ook zeer boeiend. Hoewel sommige verplaatsingen ongetwijfeld te maken hebben met verstoring nemen wij aan dat het vooral om voedsel- en slaapvluchten gaat. Bij voedselvluchten spelen vliegafstand, grootte van het voedselgebied, weersomstandigheden, bereikbaarheid, verteerbaarheid en samenstel ling van het soort voedsel een cruciale rol. Bij de aflezingen is het habitat waar ze waargeno men werden genoteerd maar nog verder niet bewerkt. Niet steeds is duidelijk welk gewas er op een akker is geoogst. Optimaal ware dat er kaarten zouden beschikbaar zijn waarop de ver bouwde gewassoorten zijn ingekleurd. Bijko mende informatie inzake mestgift, verjaging, etc, kunnen ons nog meer vertellen omtrent de voor keuren van Grauwe Ganzen. Waarom zijn ze in sommige polders klaarblijkelijk niet gezien? Een optie voor de toekomst? Verplaatsingen buiten Canisvliet Als de groepscohesie zo groot is zoals zo vaak wordt beschreven en we zelf ook kunnen vast stellen dan ga ik er vanuit dat er nauwelijks ver schillen zullen zijn in de mobiliteit van adulten en onvolwassen, met uitzondering van niet- broeders. Wel dienen we er rekening mee te houden dat onze steekproef klein is. In figuur 3 zijn alle aflezingen buiten Canisvliet bij elkaar gebracht, evenals het aantal gebieden dat werd bezocht. Het aantal aflezingen kan ho ger liggen dan het aantallen betrokken individu en omdat sommigen werden afgelezen in meer dan één gebied. Er gebeurden 159 aflezingen in 15 gebieden. Bij de 159 aflezingen waren 49 (of 83%) van het aantal gemerkte individuen betrokken. Dat wa ren 17 adulten en 32 juvenielen. Tien vogels zijn dus nooit elders dan op Canisvliet gezien (8 adulte en 2 juveniele). Welke gebieden worden (het meest) bezocht? In volgorde van bezoekfrequentie (figuur 4): Aup Rop Alp BrN BrZ Elp Nip Jop Kop Elip ZwH Axk GE Lap Anp adult 12 11 8 5 4 3 3 2 2 2 2 - - - - juv 23 17 11 8 12 10 5 7 3 2 1 1 4 1 1 samen 35 28 19 13 16 13 8 9 5 4 3 1 4 1 1 Figuur 4: bezoekfrequentie per gebied alle leeftijden 16

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2003 | | pagina 18