82 aflezingen, dus iets meer dan de helft be perkt zich tot 3 gebieden op een sprongetje van de ringplek: Autrichepoider, Rode polder en Ai bertpoider. Verder gelegen gebieden zijn dan Braakman Noord Zuid, Elooispolder, Nicasi- uspolder en Jorispolder, weer samen goed voor 54 aflezingen wat nogmaals 30 uitmaakt. Goed 80 van de verplaatsingen gebeuren dus naar 8 plekken max 15 km van de vangplek. Bij de adulte vogels waren dat 53 aflezingen. Bij de juvenielen waren dat 106 aflezingen. Vermits er tweemaal zoveel juvenielen zijn ge merkt als adulten, en het aantal aflezingen nave nant hoger ligt bij de juvenielen, lijkt mij dit een sterke aanwijzing dat de groepscohesie wel heel groot is. Op kaartjes is die ruimtelijke spreiding aan schouwelijker. Voor het gemak en opnieuw om te vermijden dat we verdrinken in de cijfers heb ik de aflezingen buiten Canisvliet per drie maan den gegroepeerd. Ongetwijfeld zijn dit niet de enige gebieden waar Grauwe Ganzen uit Canis vliet hebben verbleven. Veel hangt hier af van de waarnemingsinspanning. Kan best zijn dat de kaartjes eerder de spreiding van de vogelaars dan van de vogels illustreren. Kaartje 1 (juni-juli-augustus) toont dat er nog geen vogels buiten Canisvliet zijn afgelezen in juni. In juli bereiken enkele vogels (1 adult en 3 juvenielen) reeds Braakman-Zuid op zo'n 10 km van Canisvliet. In augustus duiken ze in twee gebieden op: opnieuw Braakman-Zuid (1 adulte en 1 juveniel) en Autrichepoider, amper 2 km van de ringplek. Ze zijn eventjes over Westdor- pe gewipt en voor de juvenielen is het waar schijnlijk hun eerste echte uitstap. Naast 22 ju venielen zijn het 9 adulten. Kaartje 2 (september-oktober-november) toont duidelijk dat de verkenning van de streek (op zoek naar voedsel?) een aanvang heeft geno men. Er zijn 7 gebieden bezocht. Naast de Braakman en de polders ten noorden van Asse nede duiken ze ook op in het oosten in de St. Elooispolder. De verste zijn nu al op zo'n 15 km van hun geboortegrond gesignaleerd. Kaartje 3 (decernber-januari-februari) laat duide lijk zien dat de spreiding nog is toegenomen, 12 gebieden reeds. Met o.m. nu ook waarnemingen ten westen van Boekhoute en in het oosten bij Zwartenhoek, Axelse kreek en Groot Eiland op zo'n 15 km van Canisvliet. De Braakman en Angelinapolder staan elk maar voor 1 aflezing. In januari vallen de meeste aflezingen te noteren en wordt het hoogste aantal gebieden bezocht. Kaartje 4 (maart-april-mei) laat nog een flinke spreiding zien, maar het aantal betrokken indivi duen is al flink gedaald. De juvenielen zoeken klaarblijkelijk weer hun geboortegrond op. Ande ren zijn misschien elders blijven 'haperen' of dood. Iets minder dan twee derden van hun verplaat singen situeren zich op zo'n 5 - 6 km van hun thuisbasis (Autrichepoider, Aibertpoider, Rode Polder, Elooispolder). Verplaatsingen tot 12-15 km zijn geen uitzonderingen. Maximale verplaat singen tot zo'n 17 km zijn dat wel. Alles samen exploreren deze Grauwe Ganzen dus een gebied met een doorsnee van zo'n 20 km. Een paar duizend ha grotendeels landbouw gebied worden dus bestreken. Heel uitdagend zou zijn om de verspreidingskaart met aange melde gewasschade naast onze vier kaartjes te leggen. In een Latrelatie is het ganzenoverleg daarvoor het geschikte forum. BESLUIT Het mag duidelijk zijn dat Grauwe Ganzen zeer plaatstrouw zijn. Ik durf zelfs aannemen, zonder nu reeds over het bewijs te beschikken, dat de adulten ook in Canisvliet zijn geboren. Die theo retische mogelijkheid is er alleszins. Een mogelijks bewijs zou kunnen geleverd wor den indien zou blijken dat de pulli uit 2002 hier in 2004-2005 nog steeds verblijven en aan het re- produktieproces deelnemen. Rekening houdend natuurlijk met sterfte en emigratie. Een lichte afname naar het eind van de winter kan meerdere oorzaken hebben, zoals sterfte, wegtrek en verminderde waarnemersinspan ning. Er is klaarblijkelijk heel weinig onderlinge uitwis seling van vogels. Er zijn géén aflezingen van elders gemerkte Grauwe Ganzen in Canisvliet. Wel is het aantal elders in Zeeuws-Vlaanderen gemerkte ganzen zeer gering. Toch valt het op dat geen enkele maal een vogel die elders werd gemerkt zich heeft aangesloten bij een groep die Canisvliet bezocht. Vermits niet alle ganzen zijn gemerkt is het natuurlijk niet uit te sluiten dat dit toch is gebeurd. Tenslotte worden de gemerkte ganzen niet dag en nacht gevolgd. Daarvoor is duurder onderzoek vereist. Sommigen nemen aan dat ganzen elkaar individueel zouden ken- 17

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2003 | | pagina 19