I
moeten worden vermeden. Dit geldt ook
voor geluid.
Overgangen (ecoduct) functioneren in het
algemeen beter dan onderdoorgangen, de
ze zijn wel aanzienlijk duurder, de vraag is
hoe realistisch dit is. Daarom hieronder een
uitwerking voor een onderdoorgang:
Minimum afmetingen van droge onderdoorgang,
waarvan amfibieën, vos en ree gebruik moeten
kunnen maken: hoogte minimaal 2,5 m en
breedte 40m.
Minimum afmetingen van natte onderdoorgang,
waarvan otter, amfibieën, vos en ree gebruik
moeten kunnen maken: bij gemiddeld winterpeil
en watergang hoogte minimaal 10m: laagste
hoogte 2,5 m en droog blijvende taluds aan
weerszijden oplopend tot 5m breed. Is de aan
sluitende watergang smaller, dan moeten de
oevers breder. Oevers plas dras.
Aan de oostzijde bij de Braakmankreek kan de
verbinding worden versterkt door aanpassing
van het viaduct waarvan soorten gebruik kunnen
maken die minder kritische eisen stellen aan de
verbinding. Te denken valt aan kleine zoogdie
ren zoals muizen en egels.
Om aan de eisen van de doelsoorten te voldoen
zal bij de herinrichting van Braakman-Noord, de
reconstructie van de N61 en de uitbreiding van
de recreatie zal men rekening mee moeten hou
den met een westelijke faunapassage.
Gezien de minimale breedte die nodig is een
"natte/droge verbinding" mogelijk te maken tus
sen Braakman-Noord en Braakman-Zuid zal er
bij de reconstructie van de N61 een onderdoor
gang (weg op pijlers) moeten komen.
Door het recreatie-eiland te bestemmen voor
dagrecreatie en de verblijfsrecreatie te verplaat
sen naar de Koninginnepolder worden de nacht-
actieve soorten niet gehinderd door de aanwe
zigheid van mensen, honden, kunstlicht en ge
luid.
Conclusie
Ruim vijftig jaar na inpoldering van de Braakman
herhaalt de geschiedenis zich.
Ook nu is er behoefte aan een goede oost-west
verbinding in Zeeuws Vlaanderen in de vorm
van een verbrede N61
Ook de waterhuishoudkundige eisen herhalen
zich:
Gezien de vraag om verdieping van de
Westerschelde stuit men op veiligheidspro
blemen en is het Braakmangebied aange
duid als mogelijke overstroomlocatie van
(zout) Westerschelde water (PROCES).
Anderzijds neemt de wateroverlast van re
genwater toe en is er behoefte aan ruimte
voor extra (zoet) waterberging in het Braak
man gebied (Waterhuishoudingsplan 2001-
2006 en Afspraken met België).
Nieuw is de aanwijzing van het Braakmangebied
als onderdeel van de (natte) Ecologische Hoofd
structuur. Maatregelen die uitgevoerd moeten
worden om aan de huidige en toekomstige wa-
terhuiskundige eisen te voldoen, komen overeen
met die van de natuurdoeltypen van de natte
as' Biesbosch-Deltagebied en de ecologische
verbinding tussen Braakman-Noord en Braak
man-Zuid.
Onterecht is de indruk gewekt dat ten gunste
van natuur:
er in het Braakmangebied 'goede' land
bouwgrond opgeofferd wordt,
er extra kosten gemaakt moeten worden bij
de verbreding van de N61(weg op pijlers)
en
recreatie plaats moet maken.
Literatuur
Haperen, A.van anderen: Aan de monding van
Maas en Schelde. Staatsbosbeheer, 1999.
Langeveld, De verandering in kwel en de in
vloed daarvan op de soortensamenstelling en diversi
teit van de aquatische macrofauna in de Westgeul
(Zeeuws Vlaanderen). Studentenverslagen Delta Insti
tuut nr D5-1978.
Niewold, F.J.J., S.Broekhuizen, D.R Lammertsma
G.J.M.Müskens: Faunapassages algemeen. Bijlage
Alterrarapport 412, 2001
Provincie Zeeland Dienst Landelijk Gebied: Bos- en
Natuurontwikkeling Braakmanpolder-noord, 2002.
Provincie Zeeland: Samen Slim met Water. Waterhuis
houdingsplan 2001-2006. 2000.
PROCES: Strategische milieueffectenrapportage Ont-
wikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium. 2003
Route IV: Recreatievisie Braakman, concepteindrap
port, 2003.
Schipper, P. de: Achter de dijken. Dow in Terneuzen
1962-1997, 1997.
Veen, S.M., T.J. Boudewijn, R.J.W. van de Haterd, P.
W. van Horssen: Natte As Biesbosch-Deltagebied:
Verkenning van knelpunten en mogelijkheden voor
moerasnatuur in het Deltagebied, 2002.
Wilderom, M.H.: Tussen Afsluitdammen en Deltawer
ken 4, Zeeuws Vlaanderen, 1973.
13