4
BRAAKMAN OP DE SCHOP
De laatste tijd staan de ontwikkelingen rondom
de Braakman regelmatig in het nieuws. Reden
voor het Steltkluut bestuur om een deel van het
februarinummer '04 van het tijdschrift te wijden
aan het Braakmangebied.
Het ontstaan en de inpoldering van de Braak
man
Rond 1000 na Christus werden de eerste bedij
kingen in Zeeuws Vlaanderen uitgevoerd. Ver
schillende schrijvers spraken over de Brakman
of Braakman als over "een vochtige lage streek"
of van "schorgronden met brak water of braak
land" of van "woest land" of van een "lege moe
rassige streek". In deze lage streek ten oosten
van Biervliet werd bij de stormvloed in de winter
1375/76 een enorme bres geslagen. De storm
vloed van november 1570 bracht zelfs een ver
binding van de Braakman met het Zwin via de
Passageule tot stand, waardoor: "dit water een
natuurlijke haven aan de Schelde vormde, waar
in meer dan duizend schepen plaats konden
vinden". Er was ook en open verbinding met de
Westerschelde aan de oostzijde: het Hellegat.
We kunnen aannemen dat de Braakman om
streeks die tijd (1570) zijn grootste "invloedsfeer"
bereikt had. De hoofdgeul - genoemd de Braak
man - vormde tot 1826 een deel van de vaar
weg naar Philippine, Axel en Gent.
Als gevolg van diverse inpolderingen aan weer
zijde van de Braakman werd de komberging
steeds kleiner en voltrokken zich grote verande
ringen in het mondingsgebied. Het vroegere
vaarwater naar Gent splitste zich in een oostelij
ke en een westelijke geul. De verzanding van
het Braakman gebied ging voort, vooral de wes
telijke geul verminderde sterk in capaciteit. Na
de aanleg van het Kanaal van Sas van Gent
naar Terneuzen volgden de inpolderingen elkaar
snel op. De inpoldering van de Braakman in
1952 vormde het eindpunt.
Eeuwenlang polderden de Zeeuwen, voor land
bouwdoeleinden, alleen 'rijpe' schorren in, bui
tendijkse gebieden die nog maar incidenteel
door de zee overspoeld werden en waarvan de
bodem bestond uit een vruchtbare kleilaag van 1
of 2 meter dik op een meer zanderige onder
grond. De Braakman bestond ten tijde van de
Door: Marian Langeveld
inpoldering voor een groot deel uit open water
en lage zandige slikken, en de schorren hadden
op veel plaatsen nog maar een dun kleilaagje.
Het opslibbingsproces was omstreeks 1950 nog
volop aan de gang. Vanuit landbouwkundig oog
punt gezien had het meer voor de hand gelegen
om de inpoldering van de Braakman te faseren
en de lagere delen veel later in te polderen.
Dat men in 1952 toch overging tot inpoldering
van de Braakman lag aan de behoefte van een
soepele oost-west verkeersverbinding. Ook
maakte men zich zorgen over de grote lengte
aan zeewering (ruim 27 kilometer). De wens om
de kwel van zout water in de polders rondom de
Braakman te beperken speelde ook een rol.
Voor de ongeveer 1500 hectare schor, slik en
water was een inrichtingsplan gemaakt, waarbij
de hoofdstructuur werd bepaald door
waterhuishoudkundige eisen en
de wens om een verbinding tussen Oost en
West Zeeuws Vlaanderen aan te leggen.
De Braakman speelde een belangrijke rol bij de
waterhuishouding van de omringende polders.
Bovendien lag er op basis van verdragen uit de
negentiende eeuw de verplichting om water te
ontvangen uit de Belgische polders: vandaar de
aanwezigheid van het Philippine- en het Isabel-
la-kanaal naar de Braakmankreek.
Bij de verdere inrichting van het nieuwe gebied
waren de landbouwkundige mogelijkheden rich
tinggevend. Alle gronden die enigszins geschikt
waren, moesten een landbouwkundige bestem
ming krijgen. Kreken werden dichtgeschoven of
dichtgespoten met zand van de uitgebaggerde
geulen. Sommige gebieden waren echter zo
zanderig, nat of droogtegevoelig dat ze voor
landbouw ongeschikt waren. Deze gronden wer
den aangewezen voor bebossing, waarbij na
drukkelijk aan productiebos werd gedacht.
Natuur kwam in de allereerste versies van de
inrichtingsplannen niet of nauwelijks voor. Maar
de natuur was haar eigen weg gegaan: honder
den sterns en kluten (pionierssoorten) hadden
hun stek gevonden op de Middenplaat, de West
geul en een opgespoten eiland in de Grote
Kreek en kwamen daar in de beginperiode jaar
lijks broeden. (Zie: Herstel eiland Braakman-
6