hof van houtkadavers. Wat kan zo'n afstervings
proces toch indrukwekkend zijn. Hier rondlopen
geeft een soort oergevoel. Het lijkt wel of de
dood door het bos rondzwerft en alle oude
schietwilgen een voor een te grazen neemt.
Hoe valt dat te verklaren?
Opvallend is dat op de zandige oeverwallen het
aftakelingsproces het snelste gaat. Wilgen heb
ben veel water nodig. De zandige bodem houdt
het water echter zeer slecht vast. Tijdens droge
en hete zomers krijgen die oudjes het daar knap
moeilijk. Verzwakt als ze zijn, zijn ze vatbaar
voor allerlei ziekten.
Zeker is dat de gevreesde watermerkziekte er
zware klappen heeft uitgedeeld. Raakt een
schietwilg eenmaal met deze agressieve bacte
rie besmet, dan kan het ineens heel snel gaan.
Vanuit de kroon zie je dan plotseling hele takken
tegelijk bruin worden en afsterven.
En wanneer de honingzwam zo'n verzwakte
reus te pakken krijgt, is het nog veel sneller af
gelopen. Want de op zichzelf mooie honing
zwam, is zowat de sterkste parasiet onder de
zwammen. En zowel de watermerkziekte als de
honingzwam kunnen steeds boom na boom be
smetten.
Nog voordat de krasse knarren helemaal dood
zijn staat er al een heel leger van beestjes en
zwammen klaar om de enorme brok biomassa
te verteren. We zien forse tonderzwammen, el
fenbankjes in alle kleuren en de knalgele zwa-
velzwam.
De opengespleten stammen zijn van binnenuit
haast helemaal uitgevreten. We zien talloze hol-
vormige knaagsporen van kever- en vlinderlar
ven. De een zijn dood is de ander zijn brood.
Een stukje dichterbij de Westgeul staat een heel
woud dode berken. Het lijkt wel of ze massaal
verdronken zijn. In het zwakke licht van het laag
staande winterzonnetje lichten de stammen
schitterend wit op.
Stervende bomen werden in het verleden
meestal gezien als iets verderfelijks, iets wat niet
mooi is en eigenlijk niet thuis hoort in onze bos
sen. Gelukkig zijn de inzichten wat dit betreft
flink veranderd. We weten dat dergelijke natuur
lijke processen buitengewoon nuttig zijn. Boven
dien zijn we nu zo ver gevorderd dat we het nog
prachtig vinden ook.
Waar oude bomen afgestorven zijn komt er weer
meer zonlicht beschikbaar voor een nieuwe ge
neratie jonge plantjes. Misschien worden de klei
ne boompjes volgend jaar opgevreten door de
koeien. Of ze verdrinken ook weer. Misschien
zullen die kleintjes ooit nog eens uitgroeien, net
als hun machtige ouders. Maar omdat de na
tuurlijke processen wat zijn vrijgelaten, weet je
nooit precies welke kant het opgaat. En eigenlijk
is dat wel zo plezierig en spannend. Het is te
hopen dat de landschapsarchitecten straks bij
de nieuwe bosuitbreiding in de Braakman, ook
wat ruimte laten voor spontane bosontwikkeling.
Niet alles in keurig rechte rijen aanplanten. Lie
ver een echt natuurbos, met een bijbehorende
natuurlijke vormgeving. Een stukje verderop is
er weer zo'n gigant ter aarde gestort. Precies op
die plek stond ook een halfwas boswilg. Omdat
de jonge boswilg altijd in de schaduw stond van
zijn veel grotere buur, is het kleintje altijd onder
drukt geweest. En nu moet u weten dat er in de
bossen van de Braakman een soort bij leeft, de
zwart rosse zandbij, die zich uitsluitend voedt
met het stuifmeel van de boswilg. En van die
boswilg stond er een tijdlang eigenlijk maar één
enkele goede productieve boom. Zodoende was
die hele populatie van dat bijtje helemaal afhan
kelijk van die ene boswilg. Dat was natuurlijk
een kritieke situatie. Want als dat ene exemplaar
ook nog zou afsterven, zouden al die bijen ver
hongeren. Maar juist door het afsterven van die
grote schietwilg, kon die tweede boswilg de ex
tra ruimte inpikken. Hierdoor is het voortbestaan
van de bijenpopulatie weer wat verder verze
kerd. Best wonderlijk toch om te zien dat het
bijtje dus niet alleen afhankelijk is van het be
perkt aantal boswilgen. Maar dat ze indirect
zelfs ook nog gesteund wordt door de water
merkziekte en de honingzwammen, die huishou
den in de dominante schietwilgen.
12