If ■f Insectenwerkgroep De leden van de insectenwerkgroep waren in 2003 weer zeer actief. Naast de vaste telgebie- den werden er enkele nieuwe gebieden geïn ventariseerd zoals nieuwbouwwijk de Grote Kreek en het "paradijs" van George Calon. Er werden ook vlindergegevens verzameld en ver strekt t.b.v. van de aanleg van nieuwe rijksweg N61 in West Z. Vlaanderen. Door de werkgroep werden er duizenden vlinders geregistreerd en de waarnemingen worden doorgegeven aan de Vlinderstichting, het Nederlandse en Belgische trekvlinderonderzoek en aan Thinea en aan de terreinbeheerders. We deden ook onderzoek naar de ei-afzetting en het rupsenleven van het oranjetipje en de levenscyclus van wasmotten. Er stonden vier dagvlinder-excursies op het pro gramma. De opkomst voor de excursies was zeer groot. Gemiddeld 42 deelnemers. Toppers waren de excursies in Axel met 64 deelnemers en Clinge met 70 deelnemers. Aan een krekel excursie namen 13 personen deel. Men stelde vast dat de veldkrekel door piagwerkzaamheden was toegenomen. We waren present met een stand op de Milieu markt te Axel, bij de open tuindag bij het Ferdi- nandushof in Overslag, bij de opening van de vlindertuin te Clinge, op de open dag van het bijenstation te Ossenisse en op de introductie avond voor nieuwe leden. We bezochten de landelijke vlinderdag in Eede en de Vlaamse vlinderstudiedag in Antwerpen. Ook bezochten we enkele bijeenkomsten van de vlinder- en libellenwerkgroep Zeeland, waaron der de uitreiking van de Prins Bernhard Cultuur prijs en de presentatie van de Zeeuwse vlinder atlas. Joop Rijnders en Joop de Bakker gaven dia voorstellingen over libellen en/of vlinders op ver zoek van de KVO te Axel en voor de vlinder werkgroep van het Duumpje en tijdens de open tuindag in Overslag. Ook werkten we mee aan de laatste hoofdstuk ken voor de Zeeuwse vlinderatlas door het ma ken van soortenlijsten, waarnemerslijsten en literatuurlijsten. We schreven berichten en artikelen voor regio nale kranten, het blad Vlinders, de Prikkebeen en de Steltkluut en we waren een paar maal op Omroep Zeeland te horen. Wat de vlinders betreft blijven we aandacht schenken aan de regionaal zeldzame en/of be dreigde soorten. Opmerkelijk was het massaal voorkomen van het zeldzame koevinkje op Smidsschorre. Op een klein aantal bloeiende sporkehoutboompjes werden honderden vlin ders geteld. De koninginnenpage en het oran jetipje deden het in onze regio goed. Ook het hooibeestje breidt zijn areaal weer geleidelijk wat uit, voornamelijk via de zeedijk van de Wes- terschelde. Veel standvlinders deden het beter dan in 2002, met uitzondering van citroenvlinder, bont zand oogje, argusvlinder en groot dikkopje. Vooral de laatste soort wordt steeds minder in onze regio waargenomen. Door het warme zomerweer wa ren de trekvlinders zeer goed present. Door ver schillende personen werden we gebeld dat er nabij Terneuzen, bij de stoplichten ter hoogte van het ziekenhuis, wolken met distelvlinders rondvlogen. Opvallend was dat de distelvlinders begin augustus, vlak voor een tropische periode van ca 10 dagen, bijna allemaal uit onze regio verdwenen waren en eerlijk gezegd hadden we van de distelvlinder meer nakomelingen in de nazomer en herfst verwacht. Andere trekvlinder- soorten zoals de oranje luzernevlinder, de koli- brivlinder en de windepijlstaart waren waar schijnlijk in record aantallen aanwezig. Na meer dan 20 jaar werden er met 100%-zekerheid weer gele luzernevlinders gezien, vooral langs de dijk van de Westerschelde. Ook werden er nog vijf andere zeldzame trekvlindersoorten waargenomen, waaronder de doodshoofdvlinder en H. peltigera. Bij de overdag actieve nachtvlinders doet de zuringspanner en de metaalvlinder het al enkele jaren slecht. Beter ging het met het boterbloem pje in het waterwingebied van Clinge. Bij het sluizencomplex van Terneuzen werden er veel trifolii's geteld. In de bossen van Clinge werden 8 nesten met eikenprocessierupsen aangetrof fen, maar deze werden, om overlast te voorko men, vernietigd. 2003 zou wel eens een slecht jaar voor de libellen kunnen zijn. Veel soorten werden in normale of in lage aantallen waarge nomen. Veel larven, die twee tot drie jaar in het water leven, zijn door verdroging van hun habi tat, verloren gegaan en dat effect merken we pas de komende jaren. Veranderingen in het klimaat hebben hun positieve en negatieve ef fecten, die we met belangstelling afwachten en ook de komende jaren zullen volgen. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2004 | | pagina 8