BOSONTWIKKELING IN DE BRAAKMAN Relatie met de Schorzijdebij Hoewel de soorten heel nauw met elkaar ver want zijn, zijn ze door hun binding aan een an dere voedselplant en dus ook biotoop, ruimtelijk meestal gescheiden. Daarbij komt dat ze tot nu toe ook geografisch gezien gescheiden voor kwamen, tenminste in Nederland was dat zo. De schorzijdebij vooral langs de Nederlandse (met name Zeeuwse) kusten. De klimopbij vooral oostelijker daarvan. Door de recente vestiging in het Zeeuwse van de klimopbij, komen populaties van de twee soorten nu wel dicht bij elkaar voor. In Terneuzen is de kortste afstand tussen de populatie klimopbij in de Burgemeester Geil- straat slechts 200 meter verwijderd van de schorzijdebijen op het Nozenschorretje. Wat rondzwervende dieren zouden zich zo met el kaar kunnen vermengen! Zouden deze soorten met elkaar kunnen hybridiseren? Dit lijkt voor alsnog niet erg waarschijnlijk. Maar de vraag naar het ontstaan en consolidatie van de specia lismen van deze nauw verwante soorten is inte ressant. Zodoende wordt ook de vraag naar hun flexibiliteit van hun voedselvoorkeur interessant. Van de schorzijdebij weten we inmiddels dat ze een gevarieerd menu heeft. De soort werd in Saeftinghe naast haar hoofdvoedselplant de zeeaster, op een tiental andere bloemen waar genomen. Van de meeste van die bloemen zul len ze echter meestal alleen nectar zuigen. Uit een stuifmeelanalyse bleek dat de vrouwtjes van Saeftinghe naast zeeaster ook flinke hoeveelhe den stuifmeel van akkermelkdistel verzamelden. Een test naar de acceptatie van klimopbioemen door de schorzijdebij deden we in 2002 op Saef tinghe. Daartoe werd een flinke bos met bloeien de klimop, met zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, een middag lang midden in een nest- plek gezet. De test had een negatief resultaat. Nu moet er ook maar eens een mooie bloempot met Zeeasters in de klimop geplaatst worden. Met dank aan Bob van Aartsen, Chiel Jacobus- se en Theo Peeters, die eerdere versies van dit verhaal van commentaar voorzagen. Door Lucien Calle. Dit artikel verscheen eerder in: BN/ De Stem Wat vindt u het allermooiste plekje van Zeeuws- Vlaanderen? Zijn dat de duinen, het strand en het Zwin bij Cadzand? Het polderlandschap van de Putting bij Hengstdijk, of het eindeloze schorrengebied van Saeftinghe? ledereen heeft zo zijn eigen voorkeur. De een zweert bij een wandeling over de wallen van Retranchement, de ander loopt liever door de uitgestrekte Cling- se bossen. Persoonlijk heb ik iets met de West geul in Braakman. Vooral de spontane bosont wikkeling is daar zo ontzettend mooi te zien. Na de inpoldering van de Braakmanpolder in 1953 zijn er daar hele stukken waar de natuur zich zelf vrij heeft mogen ontwikkelen. Op de zandige kreekoevers heeft de Staatsbosbeheer een ex tensief begrazingsbeheer met koeien toegepast. De stukken met veel mals gras hielden de koei en open. Andere delen begonnen vanzelf te ver bossen. En wat nou zo leuk is, is dat er naast elkaar allerlei verschillende ontwikkelingsfases te bewonderen zijn. Er zijn delen met piepjonge elzen, die elkaar staan te verdringen in de strijd om het licht. Even verderop staan groepen gigantisch grote schietwilgen. Stammen met meer dan een meter doorsnede. Dat deze wilgen in amper 50 jaar zo groot zijn kunnen worden. De stammen zijn be groeid met een weelderige groene mat van mos sen. Maar er zijn ook een aantal van deze reu zen die aan het afsterven zijn. Gigantische hout massa's zijn op elkaar gestort. Stammen zijn compleet opengespleten. Ze vormen een dool- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2004 | | pagina 13