dat niet alle bomen tegelijk geknot worden, met name op die locaties waarvan bekend is dat er op dat moment steenuilen huizen. Hiermee wordt voorkomen dat ineens alle beschutting weg is. Een goede voorlichting met name naar de landbouwers, particulieren maar ook terrein beherende instanties is hier op zijn plaats. Ver der dienen bevoegde gezagen hun verantwoor delijkheid te nemen als het gaat om het in strijd met de Boswet en/of kapverordening kappen van o.a. knotbomen. Verder is het gewenst dat bij het restaureren van oude boerderijen de eigenaar/beheerder tijdig gewezen wordt op de aanwezigheid van een steenuil zodat bij eventuele constructieve aan passingen rekening gehouden kan worden met het behouden van eventuele invlieg-openingen. Eventueel kunnen nieuwe invliegopeningen ge creëerd worden zonder afbreuk te doen aan de authenticiteit van het gebouw. Bij de afbraak van oude schuren of gebouwtjes komt het regelmatig voor dat hierin steenuilen gevestigd zijn. Het is gewenst om in voorkomende situaties in de buurt van de afbraak de steenuil een alternatie ve nestplaats te bieden middels het ophangen van nestkasten. In aanvulling op bovenstaande dienen rand voorwaarden gecreëerd te worden voor een goede voedselvoorziening. Om dit te be werkstelligen dient men bestaande ruige over- hoekjes en stukjes weiland te handhaven en nieuwe te creëren. Het is de taak van o.a. land- schapsbeherende instanties om deze ogen schijnlijk niet waardevolle landschaps- elementjes, die men vanuit het beheer veelal als lastig en moeilijk bereikbaar ervaart, te koeste ren. Verder dient men om de winterperiode te overbruggen zoveel als mogelijk de muizen stand in de directe leefomgeving van de steenuil te handhaven. Het gebruik van muizengif in de directe leefomgeving van de steenuil dient in dien mogelijk geweerd te worden. Om laatstge noemde te bewerkstelligen is het wenselijk dat men een tolerantere houding aanneemt omtrent het vóórkomen van muizen in schuren en op het erf. De Zeeuws Vlaming dient er van doordrongen te zijn dat zij in de unieke positie is om te leven in een regio waar het voor de steenuil nog goed toeven is. De steenuil heeft echter beperkte aan passingsmogelijkheden, hij houdt er van om het voedsel in zijn directe leefomgeving te zoeken. Het vernietigen c.q. aantasten van zijn habitat leidt tot een onherroepelijk verdwijnen. Uitwijken naar elders is vanwege zijn geringe migratie niet altijd mogelijk. De steenuil is nauw gelieerd aan de landbouw. Moderne landbouw betekent he den ten dage vergroting van de rentabiliteit met als gevolg opschaling van percelen ten koste van de voor de steenuil zo kwetsbare kleinscha lige landschapselementen. Uit interviews met landbouwers blijkt dat ook zij begaan zijn met het welzijn en de aanwezigheid van een steenuil in hun nabijheid. In nauw overleg met de land bouwers zijn er wellicht afspraken te maken om met een geringe inspanning het behoud van de steenuil veilig te stellen. Nu bekend is waar en hoeveel steenuilen er in Zeeuws-Vlaanderen gehuisvest zijn is er door beide natuurbeschermingsverenigingen een ba sis gelegd om op een doelgerichte wijze de steenuil in de toekomst te monitoren. De vele uren die door de waarnemers zijn gespendeerd aan het traceren van steenuilterritoria zullen nu hun vruchten afwerpen. Met een geringe inspan ning is het nu mogelijk om met zekere regelmaat bekende territoria te onderzoeken op hun aan wezigheid. De volgende tellers hebben deelgenomen aan de inventarisatie: Luciën Boerjan, Henk Bondewel, Ad Boone, Mare Buise, Huub Bun, Henk Castelijns, Natha lie Catseman, Gerard van Daele, Bob Dierkx, Oscar van Dorselaer, Liliane Geurtjens, Donnie Hollevoet, Walter van Kerckhoven, Alois de Koek, Wim Lansman, Jean Maebe, Joop Mil- lenaaer, Reggie van Poecke, Nemi van der

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2004 | | pagina 11