Tabel 3 Legsels die pulli voortbrachten per decade 21-28.2 1-10.3 11-20.3 21-31.3 1-10.4 11-20.4 21-30.4 n 1°ei 4 9 25 19 2 0 1 60 pulli 4 7 17 9 39 sukses 100% 77% 68% 47% tie op 31 maart; en 9 eieren op 4 april. Er liggen dus minimum 9 dagen verschil tussen het voor laatste en het laatste ei. Is dat wel van hetzelfde vrouwtje Veel legsels bleven niet kompleet. Heel vaak zie je in de loop van de broedperiode geleidelijk aan het aantal eieren verminderen zonder dat het duidelijk is wat er gaande is. Als de eieren gemerkt zijn - wat ik vrijwel steeds gedaan heb - vind je ze soms terug in het water of in het gras naast het nest. Maar soms vind je helemaal niks terug. Ik acht Zwarte Kraaien (Corvus c. corone) in staat eieren uit een nest te halen en heb enkele malen in vorige jaren Zilvermeeu wen (Larus argentatus) met een ei zien uit de rietkraag opvliegen. Maar misschien doen ze dit enkel maar bij verlaten legsels. Broedsucces Voor een geslaagde reproductie zijn er niet en kel eieren nodig, er dienen ook nog jongen ge boren te worden. Ook hierover zijn gegevens verzameld. Welke en hoeveel legsels hebben al dan niet pulli opgeleverd? Omdat de gegevens verzameld zijn met een nestkaart protocol, dienen ook de uitkomsten geïnterpreteerd te worden op basis van het nestkaart protocol. Dat betekent o.m. dat zonder dat er pulli zijn opgemerkt, het vinden van schilfers, doppen en vliezen wijst op nakomelingschap. Lagen er bijv. bij de laatste controle 6 eieren in het nest en vind je de volgende maal schilfers, doppen en dies meer dan wordt aangenomen dat er 6 pulli zijn geboren. Liggen er behalve schilfers en doppen ook nog 2 (koude) eieren in het nest dan zijn er 4 pulli geboren. Deze regel dient strikt gehanteerd om vergelijkingen met andere gebieden en jaren te kunnen uitvoeren. Hoewel gezegd wordt dat dumpnesten niks op leveren vonden wij toch een dumpnest met 14 eieren dat bij een laatste controle 1 koud ei en verder schilfers en doppen opleverde. Volgens het protocol dienen er 13 pulli te worden aange rekend. Zelf heb ik daar sterke twijfels bij. Aldus waren er van de 6 dumpnesten 3 die pulli zou den hebben opgeleverd. Welke nesten waren dus succesvol op basis van het nestkaart protocol dus minimum 1 jong op basis van schilfers, doppen, vliezen, pulli) Van de 68 kwamen er hiervoor 65 in aanmerking. Van deze 65 legsels hebben er 39 jongen opge leverd of precies 60%. Nog geen 2 op 3 legsels levert dus nakomelingen op. In de Westelijke Ooijpolder leverde de helft van de koloniebroe ders 1 of meer jongen op. Het is interessant om hier wat dieper op in te gaan. Zo loont het de moeite om na te gaan of de datum waarop het leggen begonnen is hierin een rol speelt. Wanneer begon de eilegfase van deze 39 suc cesvolle nesten? Voor deze berekening komen 60 nesten in aanmerking. Dit kunnen we afle zen in bovenstaande tabel(3). Hier maak ik een onderscheid tussen vroege starters in de laatste decade van februari en de eerste van maart (11) en tijdige beginners (25) uit de eerste en tweede decade van maart. De drie uit april laat ik buiten beschouwing. Het laat zich aanzien dat de vroege beginners legsels produceren waaruit vrijwel steeds jon gen geboren worden, met name in bijna 9 van de 10 gevallen. Bekijken we deze vroegertjes wat nader dan zitten bij deze 11 legsels wel twee succesvolle dumpnesten. Samen vond ik 113 eieren en dit bracht toch 58 pulli voort, een verhouding van 0.51. Met andere woorden de jongerenproduc tie per legsel is laag. Deze 11 legsels bevatten gemiddeld 10,2 eie ren en brachten gemiddeld 5,2 pulli voort. Het "rendement" per ei is hier laag, met name 0.50. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2004 | | pagina 10