broedplek
dan wel met koloniaal versus solitair broeden,
vermits dit laatste begrip onvoldoende geopera
tionaliseerd is.
Vroeg beginnen lijkt meer kansen op pulli op te
leveren maar naar verhouding dienen daarvoor
veel eieren te worden geproduceerd, dus meer
energie te worden geïnvesteerd. Zijn dumpnes
ten te aanzien als een teveel aan energie dat
men toch ergens dient kwijt te raken Kan dit
energetisch overaanbod een verklaring zijn voor
het verschijnsel "dumpnesten". Op één na ver
schenen alle dumplegsels allemaal vroeg in het
seizoen. Is dat ook elders zo?
Welke vrouwtjes leggen eieren in dumpnesten?
Ervaren of juist onervaren vogels? Weten erva
ren vrouwtjes beter hun eiproductie te timen en
zijn ze bereid desnoods een of twee weken te
wachten? Later geproduceerde eieren leveren
meer pulli op per legsel en per ei, maar er zijn
meer legsels die niks opbrengen.
De eerste eieren verschijnen reeds in de laatste
week van februari terwijl vooral in de tweede
helft van maart een legpiek optreedt. Dit lijkt
een week vroeger dan wat vastgesteld werd in
de Gelderse Poort (van Turnhout et al. 2001).
Ook het kippen van de eieren is een week vroe
ger.
Een gemiddelde van 7,7 eieren per nest is zeer
behoorlijk en vergelijkbaar met de Westelijke
Ooijpolder. Vaak is er sprake van slechts 5 tot 6
eieren vooral in Scandinavië.
Met gemiddeld 5,1 jong per succesvol legsel
wordt eveneens behoorlijk gescoord, en dit ligt
gelijk met
het aantal jongen per koppel in 1997 in de Wes
telijke Ooijpolder.
Laat ons dit toe om ook een uitspraak te doen
over de conditie van de broedende vogels? Er
is immers het ganse jaar door volop eiwitrijk
voedsel in de omgeving beschikbaar. Wat is het
aandeel van milde winters hierin? Ook zijn de
vogels van Canisvliet geen trekkers zoals hun
noorderburen. Tal van factoren kunnen dus een
rol spelen in de flinke reproductiecijfers die in
Canisvliet behaald worden.
Zoals zo vaak blijken er aan het eind van het
verhaal meer vragen te zijn gegenereerd dan
waarmee we vertrokken zijn. Maar dat houdt er
de spanning in en dat zoeken we wel een
beetje in de natuur denk ik.
Referenties
Bauer K. U.GIutz von Blotz-heim;1968;
Handbuch der Vögel Mittel-
europas.Band 2 Anseriformes(I.Teil); Aka-
demische Verlagsgesellschaft,Frankfurt am
Main
Cramp S. K.Simmons;1977;The Birds of
the Western Palearctic Volume 1 Ostrich to
Ducks;Oxford University Press,Oxford
van Turnhout C., Voslamber B. FWil-
lems;2001;De Grauwe Gans in de Gelder
se Poort beschermd in het moeras, be
jaagd op het gras;Mourik 2001-1 :42-45
van Turnhout C.Voslamber B. FWil-
lems;1998;Broedende Grauwe Ganzen in
10