1 BROEDENDE GRAUWE GANZEN, EEN BLIK IN DE KRAAMKLINIEK Door: Franklin Tombeur a 1 Dat het de Grauwe Gans (Anser anser) voor de wind gaat is reeds lang geen nieuws meer. De enen vinden het schitterend, maar anderen zijn er niet over te spreken. Omdat deze ontwikke ling door sommigen als problematisch wordt ervaren is het goed dat er voldoende onderzoek gebeurd vooraleer er ingegrepen wordt. Hoewel de soort in West Europa al een paar decennia in opmars is, en er dus al heel wat over bekend is, is het opletten geblazen met generalisaties inzake leefgewoonten, populatie dynamiek, trekgedrag en dies meer. Ik bedoel daarmee dat wat bijv. beschreven is voor Noor wegen of Hongarije niet zo maar kan gelden voor onze streek. Trouwens wie zegt dat zelfs binnen een klein gebied als Zeeland er geen verschillen bestaan tussen de broedvogels in Oostburg en deze in Saeftinghe. Uit kontakten met vogelaars ben ik geneigd te geloven dat de lokale toestand(en) leiden tot verschillen in bepaalde leefgewoontes. Die ver schillen opsporen is de uitdaging en omdat de ze soort niet zo lastig is om op te volgen heb ik gegevens verzameld over hun broedbiologie in Canisvliet. Als vogelaar beleef je veel lol aan zo'n onder- zoekjes. Ook deze maal ben ik weer heel wat zaken wijzer geworden en is mijn ontzag voor de natuur en de wijze waarop alles functioneert nog groter geworden. De aansporing van Henk Casteiijns om met nestkaarten te gaan werken deed mij besluiten om in 2003 zoveel mogelijk nesten te gaan op zoeken en te monitoren. Van de vele momen ten van verbazing over wat je in de natuur toch allemaal kunt meemaken wil ik hier verslag uit brengen. Canisvliet Canisvliet was tot rond de zestiger jaren een drassig grasland- en krekengebied met wat kleinschalige akkerbouw. Een grootse ruilverka veling in de zestiger jaren deed veel oeverland, grasland, en rietkragen verloren gaan. Honder den hectare werden ondergespoten met elders gewonen slib. Er kwam intensieve landbouw in de plaats. Alleen de kreek met hier en daar een vrij brede rietkraag en een smal streepje gras land bleef over. In 1997 werd een groot deel van het akkerland opnieuw aangepakt en omgezet in min of meer drassig natuurontwikkelingsgebied. Het eerste broedgeval vond plaats in 1996. An no 2003 zitten we al aan minimaal 75 territoria. Een dergelijke opgang doet zich ook voor in de rest van Zeeland en Nederland. In Canisvliet kunnen een aantal zones afgeba kend worden waar wij in 2003 nesten van de Grauwe Gans hebben gevonden. Het vinden gebeurde zowel door "koud zoeken" op geschikt lijkende plekken, als door het volgen van ouder vogels, als door het lokaliseren van afvliegende vrouwtjes. Een strikte scheiding van deze zoekmethodes is niet steeds te maken. Concentraties van vo gels van diverse leeftijden voor een rietkraag hetzij langs de kant van het open water hetzij langs de kant van aangrenzend grasland kun nen op de aanwezigheid van nesten wijzen en zijn dus aanduidingen waar men koud kan zoe ken. Meestal resulteert dit dus in afvliegende vrouwtjes. Het lijkt mij dan ook weinig zinvol om hierover nader te berichten. Trouwens wat de ene waarnemer ziet als volgen van ouders ziet de andere als koud zoeken. Nestplaatskeuze Half februari merk je dat groepen vogels (broeders en niet-broeders) zich vaak ophou den nabij toekomstige broedplaatsen. Druk doende groepen zwemmen of lopen voor de rietkraag, hetzij aan de zijde van het grasland, 4

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2004 | | pagina 6