devogeis een gunstige ontwikkeling gebleken. Het gaat er goed met aan het leven in buitendijk se gebieden aangepaste weidevogels zoals Krakeend, Wilde Eend, Scholekster en Tureluur. Ook andere soorten weidevogels komen er voor, maar de aantallen zijn er ten opzichte van de bin nendijks broedende soortgenoten gering. Binnendijks staan, ten gevolge van ontwatering en intensivering van het grondgebruik in de land bouw, de meeste weidevogels sterk onder druk. De meest kritische soorten, te weten Kemphaan, Watersnip, Wintertaling en Zomertaling zijn ver dwenen of zo goed als verdwenen. Het is een teken aan de wand dat de bijna alle territoria van de laatste drie thans in natuurontwikkelingsgebie den worden gevonden. Een iets minder kritische soort als de Tureluur, de meest karakteristieke bewoner van het natte zoute weidebiotoop, is met minimaal 75% afge nomen. De neergaande spiraal lijkt echter momenteel dankzij natuurontwikkeling doorbroken. Soorten met een voorkeur voor voedselrijk water zoals Krakeend en Slobeend zijn toegenomen. De Slobeend is echter over het hoogtepunt heen en de laatste 15 jaar blijven de aantallen tamelijk sta biel. De Scholekster, de minst typische weidevogel, is het voor de wind gegaan. Ook in een harde ver droogde bodem kan deze soort nog aan de kost komen. Door die harde bodem krijgt de Grutto het steeds moeilijker. De broedvogelpopulatie is groter ge worden maar meer en meer geconcentreerd tot enkele gebieden, dus kwetsbaarder. Zelfs een weinig kritische soort ais Kievit ligt onder vuur. Afname van het areaal grasland speelt de soort parten en vooral het veel intensievere gebruik van het nog resterende areaal. Tussen 1970 en 1995 daalde de oppervlakte aan grasland met circa 45%. In dezelfde periode vestigde zich een flink aantal melk-veehouders, die akkerland om zet in grasland. Daar het echter een zeer inten sieve vorm van melkveehouderij betreft, zijn de mogelijkheden op deze gronden miniem. De af name van voor de Kievit geschikt biotoop is dus veel groter dan die 45%. Akkerland biedt enig soelaas maar daar is de reproductie minimaal als gevolg van aan akkerbouw inherente werkzaam heden. Tekenend voor de situatie in de streek is het feit dat zelfs een zeer algemene en niet kriti sche soort als Wilde Eend flink is verminderd, vooral door biotoopvernietiging. Van de voor pioniervogels voorgestelde maatre gelen zullen ook de weidevogels profiteren, met name die soorten die geen moeite hebben met het brakke milieu zoals Tureluur, Kievit, Grutto, Slobeend en Krakeend. Binnendijks is de beste remedie eveneens het herstel van het natuurlijke waterpeilverloop op een aantal locaties. Dit kan alleen op plaatsen waar de afwatering van landbouwgronden en na tuurgebieden gescheiden kan worden en kan worden gecombineerd met maaiveldverlaging. Gebieden waar hiermee veel winst valt te beha len, zijn de Grote Putting, de Polsvliet en het Groot Eiland, leren ons natuurherstelprojecten als de Blikken, de Baarzandsekreek en Canis- vliet. Thans komt duidelijk naar voren dat hoe groter het open gebied wordt gemaakt, hoe beter het geschikt is voor deze vogelsoorten. Met het ver wijderen van opgaande beplanting in weidegebie den verkleint de kans op predatie door kraaiachti- gen en roofvogels. De aanwezigheid van veel ondiep water met flauwe slikkerige oevers evenals kleine greppeltjes waardoor uiteindelijk een 'hollebollig' grasland kan ontstaan, is buiten gewoon gunstig. Meer investeren in natte natuurontwikkeling is zeer aantrekkelijk voor zowel pioniersoorten als de echte weidevogels. Deze maatregelen zijn echter voornamelijk gebaseerd op herstel. Men is er daarmee nog niet. Willen deze gebie den op langere termijn interessant blijven, dan moet er beheer zijn. Dat blijkt in de praktijk vaak een zeer heikel punt, met name door het kostenplaatje maar ook door gebrek aan betrokkenheid. Een onjuist beheer - zoals bijvoorbeeld onvoldoende begrazing - werkt verruiging in de hand, wat na korte tijd alweer een sterk negatief effect heeft, zoals recente ont wikkelingen bij Zwartenhoek aantonen. Een ander onjuist beheer is precies het tegen overgestelde, dus overbegrazing en de daarbij veelal gepaard gaande dichte veebezetting. Te grote veebezetting - we spreken dan over meer dan drie melkkoeien per hectare - heeft een gro te negatieve invloed op de aantallen broedende weidevogels. Goede afspraken dienen te worden gemaakt omtrent te verrichten werkzaamheden gedurende de broedtijd en veedichtheid. Aanvullende beschermingsmaatregelen dienen te worden genomen. Zo moeten de resterende laaggelegen weilanden en kreken planologisch beter beschermd te worden tegen omzetting in 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2004 | | pagina 14