veel noordoostelijker (ca. 200 km.) ligplaats van
Drakamp. Maar ook de opwarming van het kli
maat kan hier een rol spelen, omdat de studie in
Drakamp 18 jaar geleden uitgevoerd werd. Ande
re verschilpunten zijn de mate van proterandrie:
de mannetjes vliegen in de Braakman niet zoveel
vroeger dan de vrouwtjes, terwijl ze dat in Dra
kamp wel doen. Dat vrouwtjes vaak verschillende
graafpogingen doen wordt in de studie van Dra
kamp niet vermeld, en de mate van afsluiten van
de nestholletjes voor de verzamelvluchten is in
Drakamp veel hoger. Verder is opvallend dat de
auteurs van de Duitse studie geen enkele keer
vechtende vrouwtjes of het overnemen van holle
tjes waarnamen. Althans ze beschreven het niet.
Een aantal van de andere gevonden verschilpun
ten lijkt verklaarbaar door de toch nog wat te
fragmentarische waarnemingen in beide studies.
Samenvatting
in de bossen van Braakman Noord werden gedu
rende 7 jaar, populaties Zwart-rosse zandbijen
gevolgd. Daarbij werd een studie gemaakt van
ecologische, biologische, ethologische en fenolo-
gische aspecten.
in 1997 werden maximaal 1025 nestholletjes
geteld. De jaren daarna verminderde het aantal
ijen snel. Er bleken twee bedreigingen te zijn:
de wankele voedselsituatie en vertrapping door
wandelaars.
De bij verzamelt uitsluitend stuifmeel op boswilg.
Deze wilg is door de voortschrijdende bosontwik
keling echter beduidend minder algemeen gewor
den. Een tweetal jaren bleken de populaties zelfs
/an slechts één mannelijke boswilg afhankelijk te
rijn. De situatie verbeterde toen een jonge snel
groeiende boswilg de zaak kwam versterken.
De bijen nestelen uitsluitend op de voetpaden in
het bos. Betreding buiten de vliegperiode is gun
stig omdat de paden zo een open en vaste struc-
:uur houden. In de vliegperiode werden echter
■eel bijen vertrapt. Daarom werd een bescher
mingsmaatregel genomen. De nestplekken wer
den met linten afgezet. Dit bleek effectief te zijn,
sindsdien groeien de populaties weer.
De mannelijke bijen bleken twee paringstrategie-
en te hebben: verkrachting van de vrouwtjes bij
de nestholletjes en het patrouilleren langs de
zogenaamde feromoonroute. Paringsbereide
vrouwtjes begeven zich naar die route. Alle pa
ringpogingen van de mannetjes bij de nesten
werden door de vrouwtjes afgeweerd. Slechts
weinig van de paringspogingen bij de nestjes
leken daardoor succesvol.
Drie jaar lang bleek de feromoonroute op exact
dezelfde plaats te liggen. Ze lag op een van de
warmste plekjes van het bos en dichtbij een van
de belangrijkste voedselbomen. De observaties
geven de indruk dat de mannetjes zelf ook fero
monen afzetten.
De resultaten van deze studie werden met een
eerdere (1982) uit Noord Duitsland vergeleken.
Belangrijke verschilpunten zijn de vroegere vlieg
periode (te verklaren door de meer zuidelijke
ligging en klimaatopwarming) en de slordiger
verdediging tegen nestparasieten (mogelijk te
verklaren door het grotendeels ontbreken van
deze parasieten in De Braakman). Dat de vrouw
tjes vaak meerdere graafpogingen doen, ook om
de nestholletjes vechten, en dat ze soms met
meerdere tegelijk in een nestholletje aanwezig
zijn, werd in de Duitse studie niet beschreven.
In Braakman Noord staat een aanzienlijke uitbrei
ding van het natuurgebied op de rol. Daarbij zal
een flink deel van het bos rond De Westgeul ge
ruimd gaan worden, meer naar de randen wordt
nieuw bos aangeplant. Om de populaties (en die
van andere bosgebonden soorten) bij deze ope
ratie te sparen, dient ze gefaseerd uitgevoerd te
worden. De plannenmakers hebben toegezegd
een dergelijke gefaseerde aanpak voor te staan.
Dat Braakman Noord voor bijen en wespen een
belangrijk gebied is, blijkt uit bijlage 4, waarin een
totaaloverzicht van alle 128 waargenomen soor
ten en hun Rode Lijst status, opgenomen is.
17