-1f-
4
BRUINE KIEKENDIEF(C/rcus aeruginosus)
WIE KOMT EERST EN WANNEER??
Door: Franklin Tombeur
Ogenschijnlijk bestaat er veel kennis over de
Bruine Kiekendief. We zijn zo vertrouwd met de
soort, zeker hier in Zeeland en meer specifiek in
Zeeuws-Vlaanderen, dat we er nauwelijks nog
vragen bij stellen.
Stelt men wat scherper in dan blijkt er tamelijk
wat bekend te zijn over verspreiding, aantalont
wikkeling, maten en gewichten, maar inzake
broedbiologie, voedselecologie, fenologie, habi
tat en terreingebruik scoren we al heel wat min
der, zeker in Zeeuws-Vlaanderen.
Omdat deze prooivogel aan de top van een voed-
selpiramide staat en te lijden heeft van verstoring
en (illegale) vervolging is meer gericht onderzoek
dringend gewenst.
Kennisproduktie zal daarin de traditionele weg
volgen van observeren, registeren, analyseren en
interpreteren. En omdat elk onderzoek toch een
zekere maatschappelijk nut dient te genereren, in
casu soort- en habitatbescherming, kan dat een
goed vertrekpunt zijn voor een actieplan.
De soort lijkt niet in gevaar in Zeeland in het alge
meen en in Zeeuws-Vlaanderen in het bijzonder,
maar is mogelijk kwetsbaarder dan op het eerste
zicht lijkt. Je kunt ze wel rond elke kreek zien
"hangen" maar dat is geen valabele indicator om
iets over de vitaliteit van de soort te zeggen.
Broedsucces en overlevingskansen hebben een
veel grotere geldigheid. Deze beide zijn uitge
breid onderzoekbaar en het is binnen dat kader
dat het nieuwe onderzoek in Zeeland zich be
weegt.
Binnen de Vogelwerkgroep is een onderzoek
naar het broedgedrag van de Bruine Kiekendief
in de startblokken gebracht. De coördinatie ligt bij
Henk Castelijns (casteliins@zeelandnet.nlj die
tevens een protocol heeft uitgewerkt dat bij hem
kan opgevraagd worden voor degenen die willen
meewerken aan dit onderzoek.
Onderzoek naar de broedbiologie van de Bruine
Kiekendief moet veel vroeger aanvangen dan tot
nu toe gebruikelijk. Wanneer met het bouwen van
een nest wordt begonnen is daar al een periode
aan vooraf gegaan van territorium- en partner
keuze.
Waarom precies een bepaald gebied door een
koppel wordt gekozen komt in het onderzoek niet
aan bod, maar is uiteraard ook heel belangrijk.
Het lijkt mij meer iets voor professionele voge
laars. Ook onderzoek naar de conditie van de
partners schudt je niet zo maar uit je mouw.
De periode van territorium- en partnerkeuze is
een periode waarin Bruine Kiekendieven goed
observeerbaar zijn. Ze gedragen zich dan zeer
opvallend. Gedragsobservatie genereert zeer
vermoedelijk een behoorlijke geldigheid en is
uitermate geschikt voor onderzoek door amateur
vogelaars. Daar dient het onderzoek aan te van
gen.
Omdat er in de klassieke literatuur gesteld wordt
dat het mannetje een (broed)territorium kiest, is
dus eigenlijk het tijdstip waarop de terugtrek van
uit de overwinteringgebieden aanvangt reeds een
eerste aandachtspunt voor ons onderzoek.
De leeftijd van de betrokken vogels speelt even
eens een grote rol. Niet enkel wat betreft de fy
sieke en fysiologische conditie van de vogels,
maar de leeftijd bepaalt ook het uitzicht van de
vogel. Dat is belangrijk voor het aantrekken van
een partner. Met de leeftijd neemt ook de erva
ring van een vogel toe en dat is heel belangrijk
voor het principe "survival of the fittest".
Anticiperend op dit onderzoek heb ik wat gege
vens over de Bruine Kiekendief in Canisvliet bij
elkaar gebracht. Het "ontmaskert" ook enkele
tekorten bij veel klassiek inventariswerk
Dit eerste bericht uit Canisvliet begin bij het aller
prilste begin. Wie komt eerst en wanneer? Er
6