Bron 2001 2002 2003 SOVON-rapport 11 9 5 Artikel Huub Bun (zeker waarschijnlijk) 6 7 1 Artikel Huub Bun Bekijken we nu de bijdrage van Huub Bun. Zijn kaartjes hebben betrekking op zowel Mid den als Oostelijk Zeeuws Vlaanderen. Midden mogen we dadelijk achterwege laten in onze analyse want daar hebben zich geen 'gevallen' voorgedaan. In zijn bijdrage verwerkt Bun ook gegevens van 2004. Ook deze kunnen niet vergeleken worden met het SOVON-rapport, vermits het slechts tot 2003 reikt. We bekijken dus de jaren 20012002 en 2003. Ook hier het ge bruik van de categorieën "mogelijk", "waarschijnlijk" en "zeker". Waarschijnlijk staat voor 2 waarnemingen vanaf 1 maart, waarvan 1 binnen de periode 1 april tot 15 mei (datumgrenzen). Van een mo gelijk broedgeval spreken we bij één waarne ming binnen deze periode en van een zeker broedgeval spreken we als een nestholte wordt bezocht en/of jongen zijn gezien of in de holte gehoord. De aantallen nu. Bun vermeldt voor 2001 zes zekere gevallen, voor 2002 twee en voor 2003 geen enkel. Wat een vraagteken betekent kan ik er mij wel bij voorstellen. Feit is dat ook hier behalve foutmeldingen of bedrog de cijfers "correct" zijn. Plaats ik in een tabelletje de cijfers van het rapport en deze van Bun bij elkaar dan kom ik tot volgend beeld, zie tabel II (onderaan blz.). Een behoorlijk verschil toch. Vanwaar komt dat? Het gaat er mij niet om wie gelijk heeft. Beide publicaties hebben hun eigen waarheid. Maar stel dat je maar over één van beide pu blicaties beschikt, dan zal je wel tot andere interpretaties en (verkeerde?) besluiten ko men naargelang het ene of het andere. Daarmee is het probleem aangereikt van het feit dat niet alle gegevens in het veld verza meld hun weg vinden naar één centrale gege vensbank. Daar poogt men al decennia in alle landen wat aan te doen, meestal zonder wei nig resultaat. Dat valt te betreuren want de bedoeling is toch vaak een zo kompleet mo gelijk beeld te hebben over een (broed) vogelsoort. De cijfers liegen dus niet maar zijn vaak nog onvoldoende. Ze interpreteren en gebruiken voor beleid wordt dan een moeilijke oefening. Als je dan bedenkt dat een zeer degelijke organisatie als SOVON en het feit dat een klein landje als Nederland met z'n duizenden ervaren waarnemers er niet in slaagt een zo volledig mogelijk beeld te geven over het voorkomen van de Ijsvogel dan zegt dat ook iets over de cijfers van andere soorten in veel grotere streken. Zelfs over een nog kleiner gebied als oostelijk Zeeuws Vlaanderen zijn we onvoldoende geïnformeerd. Zonder volle digheid na te streven, moet het toch beter kunnen. Er is nood aan een nog betere me thodiek voor het monitoren van veel soorten, zeg maar nood aan meer maatwerk. We zijn er dus nog lang niet. En wat dan met de cijfers - en ondergeteken de is een cijferfanaat - uit andere gebieden en landen in Europa en de rest van de wereld? Er is klaarblijkelijk nog een lange weg te gaan! Canisvliet Tot slot nog een kleine anekdote. Af en toe kom ik op Canisvliet, waar ik sinds begin 1996 vogelonderzoek verricht voor Staatsbosbe heer, wandelaars en mensen uit de omgeving tegen die staande houden dat de Ijsvogel op Canisvliet broedt. Vaak hebben ze het over "wonen in een watergang", een sloot dus. Die watergang situeert zich dan steevast "ginder achter" waarbij niet duidelijk is of het Canis vliet of Zelzate betreft. Ook data en tijdstippen zijn vaak onmogelijk precies te situeren. Bijna elk jaar keren die verhalen terug. Tabel II

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2005 | | pagina 13