Slakkeninventarisatie Braakman (16-7-2005)
een aanvulling met Basters drijfslak.
Door: Harry Raad,
Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden, rapport nr. 32a, d.d. 22-12-2005
Er is in 2005 gerapporteerd over de vondsten van slakken in de Braakman door de
Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden (Raad, 2005). Het blijkt dat die rapportage
een aanvulling behoeft met een belangrijke soort. De brakwatersoort Basters drijfslak
was over het hoofd gezien en kon herkend worden in het bewaarde materiaal.
Aanleiding
De slakkenwerkgroep bezocht in oktober
2005 het Kaaskenswater te Zierikzee voor
inventarisatiewerk. Dit water, een oude
kreekrest, is van groot
natuurwetenschappelijk belang als
typelokaliteit van Basters drijfslak Heleobia
stagnorum). De eerste beschrijving van die
soort is geschied aan de hand van materiaal
uit die locatie, en de nazaten zijn nog steeds
in dit water aan te treffen (Butot, 1977). Met
deze kennis hebben wij naar die soort
gezocht en hem ook daadwerkelijk gevonden.
De herkenning was voor ons niet eenvoudig,
maar we kunnen ons troosten met het feit dat
er lange tijd verwarring is geweest bij de
herkenning van deze soort. De slak werd
namelijk op één hoop gegooid met
Opgezwollen brakwaterhoren (Ventrosia
ventrosa) (Bank c.s., 1979). Bij het
doorwerken van de wat actuelere literatuur
voor het verslag van de Zierikzeese excursie
kwam ik een verslag tegen over het
voorkomen van Basters drijfslak in de
Braakman (Hoeksema c.s., 1991). Dat zette
opnieuw aan tot onderzoek van het indertijd
meegenomen materiaal.
Herkenning
De horen van Basters drijfslak heeft
vergeleken met de Opgezwollen
brakwaterhoren een stompe top en een
mondopening die over grotere lengte nauw
aansluit bij de vorige winding in de vorm van
een zogenaamd 'eelt'. Verder kan genoemd
worden dat de mond wat groter is en het
huisje geen bruinige kleur heeft, maar grijs-wit
is. Ook zijn de windingen minder bol. Dat lijkt
allemaal heel duidelijk, maar voor een
beginner is het problematisch. Het is handig
om beide soorten van een locatie naast elkaar
te leggen en geleidelijk aan de verschillen te
ontdekken. Een probleem bij levende
exemplaren is nog het voorkomen van
aanslag op het huisje, wat de bestudering niet
vergemakkelijkt. Bij levende dieren is er meer
te herkennen aan het bewegende beest zelf.
Dat heb ik bij de exemplaren van de
Braakman niet kunnen zien, omdat de slakjes
niet meer tot activiteit te wekken waren.
Basters drijfslakken hebben een egaal zwarte
kop en zwarte tentakels. Die van de