Op trek met Franklin Rietgors Franklin L.L. TOMBEUR Elke aflevering poog ik aan te vangen met wat algemeenheden betreffende telmethodieken en ervaringen uit het veld op de telpost. Nu eentje over "mooie luchten" Zo kan het een tegenspraak lijken maar zon nige dagen met blauwe luchten zijn niet de luchten waar een trekteller zich happy bij voelt. Een zonnetje mag dan aangenaam aan voelen, maar die strakke blauw luchten ma ken het heel moeilijk om vogels in het zwerk te ontdekken. Je hoort ze wel roepen, en dat is bij de rietgors vaak de enige manier om te ontdekken dat ze er zijn, maar je vindt ze nau welijks. Als er ook nog wat stapelwolken en zo bij zijn wordt het er niet makkelijker op. Om vogels te vinden heb je een grijze lucht nodig, geen zon. Tegen een grijze lucht heeft een vogel meer kontrast. Bij zon is hij vaak langs onderen belicht en dan verdwijnt hij helemaal in het stralende blauw. Tegen de zon in kijken kan je zelfs helemaal niet. Je kunt groepjes vinken tegen een grijze lucht nog op een ta melijke hoogte vinden maar bij een blauwe lucht vind je ze nauwelijks of niet. Je hoort ze wel maar je ziet ze niet. Dat is erg frustrerend omdat je er dan hoogstens enkele roepende exemplaren kunt onderscheiden, terwijl er het in feite misschien tientallen zijn. Dat is zeker een van de reden waarom er vaak zulke grote jaarlijkse schommelingen zitten bij soorten als vink, keep en sijs. Bij de rietgors ziet het er naar uit dat er gere geld topdagen zijn waarop flinke aantallen - afhankelijk per locatie - doorkomen. Als je net die dag geen telling hebt, heb je flink wat vo gels gemist. Dat beïnvloedt de resultaten enorm. Door vele jaren na elkaar te tellen zal die gemiste dag uiteindelijk wel "wegmiddelen" maar voor de teller is het vaak een gemiste kans. Rietgors Algemeen Met de rietgors zijn we bij een echte zangvo gel beland. De rietgors komt in gans Europa voor en in een groot deel van Azië. De soort bewoont "een zeer grote verscheidenheid van moerassige gebieden met laag struikgewas en riet: oevervegetatie van rivieren, meren en plassen, zelfs van bergmeren, hoge venen, natte weiden met hoog gras, uitgestrekte riet velden, vochtige laagten in grassteppen, vochtige en grazige open plekken in loof- en naaldbossen." (Voous 1960). Je vindt rietgor zen, zowel in Varanger in het meest noordelij ke puntje van Noorwegen als in Mallorca in de Middellandse Zee. In Nederland lijkt de soort als broedvogel vrij stabiel qua aantallen met misschien een lichte neiging tot afname, zeker in de pure landbouwgebieden (van Turnhout 2002). Maar er zijn ook alarmerende berichten over achteruitgang in Groot-Brittannië (Chamberlain Vickery 2002). In Zeeuws- Vlaanderen is het een algemene broedvogel waar het hoger beschreven biotoop voorkomt Buise Tombeur (1987). De najaarstrek in Nederland dan. "De na jaarstrek begin eind september en eindigt half november. Medio oktober is de helft van de trekkers gepasseerd. De trek doorkruist het westen van het land ongeveer een week eer der dan het oosten." Lensink (2002). Bijlsma et al. (2001) sluit daar bij aan :"De wegtrek wordt voorafgegaan door dispersie van jon gen; deze is merkbaar door de leegloop van delen van het broedareaal in juli-augustus en de verschijning buiten de broedplaatsen in deze periode, bijvoorbeeld op geoogste graanakkers in landbouwgebied. De trek komt half september op gang, culmineert half/eind oktober en vermindert drastisch na half no vember.... Tijdens de doortrek verschijnt de soort veelvuldig buiten specifiek broedterrein,

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2006 | | pagina 18