Ten onzent is de lepelaar geen zeldzaamheid. Groepjes doortrekkers (en voor enkele dagen pleisterend) worden genoteerd in de tweede helft van augustus en september. Grote aan tallen zijn het niet. Behalve het Zwin (tot 25) gaat het om 12 of minder vogels (Groot Ei land, Saeftinghe, Vlaamse Kreek, Grote Gat Oostburg, e.d.m. (Buise Tombeur 1988). Ongetwijfeld liggen die aantallen nu al hoger, maar daarvoor is een nieuwe streekpublikatie vandoen. Tel post 502 September 2001 was zeer nat, somber en koel. 10 september 2001 was na een periode met nauwelijks zon, een dag die begon met af en toe wat zon maar ook stapelwolken. Er stond een flinke NW wind. Opeens in het achtste kwartier tussen 08:25 en 08:40 een grote langgerekte groep witte vogels die in het westen passeert. Omdat ze zo laag vlogen - iets boven kruinhoogte - kwamen ze pas laat in zicht. Ze vliegen ZZW op een afstand van zo'n 200 meter. Het zijn Lepelaars! Er zitten zowel adulte als onvolwassen vogels bij. Die laatste hebben - in vlucht soms moeilijk te zien - zwarte vleugeltoppen. Hoeveel volwas sen-onvolwassen het er waren was niet tellen. Ik mocht al blij zijn dat ik ze tijdig had gezien en ze nog stuk per stuk kon tellen ook. Drie envijftig waren het er. En dan waren ze weg. Gepasseerd net in een kwartier met zo'n 50% zon en mooi belicht. Nooit zijn er nadien nog gezien. Is dit echt uitzonderlijk voor Oost-Zeeuws- Vlaanderen? Als je het bekijkt op 1.757,5 uur tellen. Ja. En het aantal ook. Misschien geven avondtellingen meer resultaat want ze zouden in het najaar vooral geneigd zijn in de avond uren te trekken (Witkamp 2002). Maar op de telpost Oesterputbrug net over de grens ten zuidoosten van de Braakman waar sinds en kele jaren wordt geteld zijn er ook al gezien: 17 ex op 12.09.2005, 51 ex. op 28.09.2004 en 27 ex. op 02.1.2005. Conclusie? Mooie waar neming, meer niet. KLEINE ZWAAN Algemeen De kleine zwaan (Cygnus columbianus) is een broedvogel van het arctische gebied. Ze broedt in de toendra's vanaf de Witte Zee (Europees Rusland) tot aan de Beringstraat. Een westelijke populatie (18.000 vogels) en een oostelijke populatie (30.000 vogels) heb ben afzonderlijke overwinteringgebieden. De westelijke komen naar Noordwest-Europa, de anderen trekken naar Japan, China en Korea (Rees 1997). Andere auteurs hanteren weer andere cijfers zoals Bijlsma et al. (2001) die het hebben over een geschatte wereldpopula tie van 25.000 vogels (stand 1990-94). Een zeer groot deel van deze wintergasten komt naar Nederland om te overwinteren. Ook dat aantal fluctueert: In 2003/04 werden maximaal 11.400 kleine zwanen geteld, tegen 14.700 in het voorgaande seizoen en bijna 17.000 in 2001/02 (van Roomen et al; 2005). Belangrij ke overwinteringgebieden liggen rond de randmeren. Dichterbij huis zijn dat Duiveland, omgeving Veerse Meer, Noord-Beveland en West-Zeeuws-Vlaanderen. De Zeeuwse aan tallen kunnen sterk verschillen. November 2003 was een van de minste. Amper 685 vo gels tegen max. 2.434 in november 2001 (Anonymus 2005).. In het westen zitten ze steeds bij St.Kruis. Daar gaat het wel om en kele honderden. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2006 | | pagina 29