Op trek met Franklin
lepelaar, kleine zwaan en notenkraker
Franklin L.L. TOMBEUR
De Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen
(LWVT) werd opgericht op 14 maart 1981
met als doel het stimuleren en coördineren
van onderzoek naar zichtbare landtrek over
Nederland en het zorg dragen voor verwer
king en publicatie van de verzamelde gege
vens (Lensink van Gasteren 2002).
In mijn eerste bijdrage (Tombeur 2006)
schreef ik over mijn motivatie om mee te
doen. Ik wilde zo veel meer weten over die
dagdagelijkse gewone soorten. Graspiepers,
blauwe reigers, heggenmussen, al dat banale
spul. Maar ik wilde vooral mijn gegevens kun
nen vergelijken met elders verzamelde gege
vens. Dan pas krijgen ze een betekenis. An
ders blijven het gewoon "notities". Vooral met
bijzondere waarnemingen is dat geval. Al ben
ik dan nooit een twitcher geweest, een bijzon
dere waarneming doet je toch wat. Daarom
breng ik deze maal het verhaal van drie bij
zondere waarnemingen daar in de Bermuda
driehoek zoals Peter Meininger mijn telpost
ooit eens omschreef. En zijn/waren ze echt
wel zo bijzonder?
Naast een waarneming van een roze spreeuw
(Tombeur 1995) vind ik deze van lepelaars,
kleine zwanen en een notenkraker het rappor
teren waard.
Lepelaar
Algemeen
Lepelaars (Platalea leucorodia) broeden in
Europa in Spanje, Oostenrijk, Hongarije en
Griekenland in aanzienlijke aantallen in kolo
nies. Het geïsoleerde broeden in Nederland
zo ver ten noorden van het warmere zuiden is
wel bijzonder. Nog iets noordelijker broeden
er trouwens ook op de Duitse en Deense
Wadden (Overdijk 2002).
En het gaat de Lepelaar in Nederland en
Noordwest-Europa voor de wind. In de perio
de 1999-2004 steeg het aantal bezette kolo
nies in Nederland van 19 naar 29 en het aan
tal broedparen van 1.010 in 1993 naar 1.749
in 2004 (Overdijk Horn 2005). 2002 was
een topjaar met 1.500 koppels (van Dijk et al.
2005). Bijna twee derde broedt op de Wadden
en verder in de Oostvaardersplassen en Voor-
ne. De kansen om ze op trek te zien nemen
dus toe.
Ze trekken vooral langs de kust naar Zuid
west-Europa en West-Afrika om er te overwin
teren (Bijlsma et al. 2001). Op trek worden ze
ook in het binnenland gezien (Overdijk 2002).
Tot en met 1993 stond het dagmaximum voor
Midden-Nederland op 34 ex op 03.09.1988 in
Diemen aan de IJsselmeerkust. Het hoogte
punt van de najaarstrek valt op de overgang
van augustus en september schrijft
C.Witkamp (2002).
Raadpleging van het waarnemingarchief op
www.trektellen.nl dat jammer genoeg pas tot
2000 raadpleegbaar is, toont aan dat inder
daad het gros langs de kust(strook) trekt. In
het binnenland zijn telposten als Diemen en
Almere aan het IJmeer posten waar ze veel
worden waargenomen. De nabijheid van de
kolonie in de Oostvaardersplassen heeft daar
natuurlijk mee van doen. Maar daarbuiten
gaat het elk najaar maar om enkele vaak
Utrechtse telposten (Checkpoint Erik bij
Gouda) waar een of enkele waarnemingen
gebeuren en ook in De Biesbosch. In onder
staand tabelletje enkele dagmaxima
Echt "binnenland" kan je dat vaak niet noe
men. Het is zelfs maar de vraag of Zeeuws-
Vlaanderen als onderdeel van de Delta
"binnenland" is.