Slakkeninventarisatie omgeving Groot Eiland, Hulst
Door: Harry Raad
(Slakkenwerkgroep KNNV Afd. Bevelander), rapport nr. 45, d.d. 25-7-2006)
Op 23 juli 2006 bezocht de Slakkenwerk
groep KNNV-Afd. Bevelanden enkele aan
grenzende gebieden van het particuliere ter
rein Groot-Eilandten westen van Hulst (km-
hokken 56-368, 58-366). Het 'eiland' zelf is
niet opengesteld voor het publiek. Aanwezig
waren: Sandra Dobbelaar, Harry Raad, Ine
van de Ven en Jaap Woets.
Gebied
Op de Topografische Kaart van Nederland is
de grond tussen twee kreken in het noordelij
ke deel van de Riet- en Wulfsdijkpolder
(Hulst) aangeduid met het toponiem 'Groot
Eiland'. Wij hebben een omtrekkende bewe
ging gemaakt over de weg onderlangs de
Nieuwe Zeedijk (westelijk) en over de Hoge-
weg (zuidelijk). Dit aangrenzende gebied be
vat vergelijkbare terreintypen en kent een
zelfde historische ontwikkeling.
De volgende terreintypen zijn onderscheiden:
grasland (dijktalud), struweel en ruigte, water
riet, open water (algensoep) en populieren-
bos. Verder zijn er natuurlijk allerlei kleine
elementen aanwezig die samenhangen met
het agrarische gebruik en de natte en droge
infrastructuur. Onderstaand wordt enige aan
vullende informatie gegeven, die is ontleend
aan Buise Tombeur (1988) en Sponselee
Buise (1979).
De ontwikkeling van het gebied is nogal on
stuimig geweest, gekenmerkt door stormvloe
den en inpolderingen. Zo laat een kaartbeeld
met de situatie rond 1670 het 'Verdronken
Lant van Cambron' zien. Het is een vlakte met
schorren, slikken, opwassen en geulen. De
herdijking vindt in 1789 plaats door de aanleg
van de Nieuwe Zeedijk. De nieuwe polder
krijgt de naam Riet- en Wulfsdijkpolder. Vijf
jaar later moet er na een overstroming op
nieuw aan de dijk gesleuteld worden, maar
daarna blijft het ogenschijnlijk rustig. Westelijk
van de Oude Zeedijk volgt de inpoldering van
de Catharinapolder in 1846.
De historie kennende, zullen de kenmerken
van bodem en water in het gebied weinig ver
rassingen opleveren. Grote delen van het
relatief jonge gebied bestaan uit kalkrijk zand.
In de randgebieden is daarnaast ook kalkrijk
zand, bedekt met een dikkere kleilaag, te vin
den. Door vergravingen (dijkaanleg, oever
aanpassing). is het bodemprofiel locaal ver
stoord.
De diepe kreken hebben steile oevers, waar
door er slechts een smalle zone voor de oe
vervegetatie beschikbaar is. Het zoutgehalte
van het water in het gebied Groot Eiland ligt
boven 300 mg/lhet is daarmee net zwak
brak.
Zeedijk en kreekoever
De excursie start aan de noordkant van de
Nieuwe Zeedijk, nabij het gehucht Lunters-
hoek (km-hok 56-368). Daar is de grote kreek
afgedamd en hebben we ruim zicht over wa
ter. De oevers van de kreek zijn bestort met
grove betonbrokken, vermoedelijk afval uit de
(wegen?)bouw. Dat betekent dat we geen
slakjes kunnen vissen in een natuurlijk milieu.
Onbeholpen gaan netjes en zeven over het
ruwe beton en tussen de daar schaars aan
wezige oeverbegroeiing. Dat levert dus nau
welijks wat op; slechts enkele exemplaren,
waaronder: puntige blaashoren, moeraspoel-
slak en geronde schijfhoren. Ine vindt de eer
ste levende gewone tuinslakken in de ruigte
en het struweel langs de weg. Natuurlijk ko
men ook de haarslak en de grote glansslak
snel tevoorschijn. Het gaat om soorten die in
meestal grotere aantallen voorkomen en door
hun grootte makkelijk te herkennen zijn. Ik ga
eens op het dijktalud kijken. Het is geklepeld,
waardoor het makkelijk slakjesrapen is. He
laas zijn dat meestal geklepelde slakjes en
zijn er niet meteen levende exemplaren te
13