De dagtrek omvat in het najaar 80-110.000
vogels (Witkamp 2002a), maar valt in het
niets t.o.v. de miljoenen vogels die 's nachts
zouden passeren. Volgens Lensink (1996)
is de Merel een nachttrekker.
Voor de aardigheid toch enkele cijfers voor
enkele telposten waar wel behoorlijk wat
Merels worden gezien. Ze liggen allen langs
de kust en krijgen te maken met gestuwde
trek (Tinbergen 1962). Ik geef telkens de
twee topdagen (zie tabel onderaan pagina
19). De meeste trek van Merels wordt in de
vroege ochtend vastgesteldmet een lichte
opleving aan het einde van de dag
(Witkamp 2002a).
Teloost 502
In het licht van voorgaande mag je dus wei
nig Merels verwachten op de telpost. Ten
eerste vanwege het feit dat het vooral om
een nachttrekker gaat, twee omdat zo'n
open vlakte zoveel mogelijk zal gemeden
worden. Ze gaan dan hoog vliegen.
Veel Merels zijn er dan ook niet waargeno
men
Aantallen
Op de telpost Canisvlietbinnenpolder zijn in
14 van de 19 telseizoenen Merels geregi
streerd. In totaal gaat het slechts om 32 vo
gels. Het hoogste aantal tijdens een telling
was 4 vogels op 21 oktober 1995 en 3 vogels
op 20 oktober 1990. De jaarverdeling is weer
gegeven in figuur 1
Verloop over het seizoen
De twee vroegste data waren 19 augustus
2000 en 8 september 1995. De twee laatste
data betroffen 15 november 1996 en 16 no
vember 1991
De mediane datum - dag waarop de helft van
de vogels is gepasseerd - ligt op 16 oktober.
Aan de kust (Bloemendaal n=339) ligt die op
27 oktober, in het oosten des lands - Arnhem
(n=738) en Zuid-Limburg (n=1551) op 12 ok
tober (Bijlsma et al. 2001). Het aantal vogels
per decade vind je in de tabel bovenaan de
volgende bladzijde.
Figuur 1: Jaarlijks aantal geregistreerde Merels
20