I Slakkeninventarisatie in bos 'De Plasschaert', Koewacht Door: Harry Raad (Slakkenwerkgroep KNNV Afd. Bevelanden, rapport nr. 49, d.d. 2-12-2006) Op 26 november 2006 bezocht de Slakken werkgroep KNNV-Afd. Bevelanden het bos De Plasschaert. even ten noorden van Koewacht (km-hok 55-362). Onze aandacht ging uit naar de strook moerasbos aan de oostzijde van het bos, maar tegelijkertijd hebben we ook wat verzameld op de aangrenzende rand van het hoger gelegen gemengde loofbos. De groep zoekers en rapers bestond deze keer uit: San dra Dobbelaar, Jaap M/oefs en ondergeteken de. De Plasschaert Het bosgebied draagt een fraaie, historisch aandoende naam, die echter niet op de staf kaarten is terug te vinden. De percelen met gemengd loofbos vormen een compact blok aan de Matthijsstraat. Alleen de noordzijde van dit blok is niet omgeven door de restanten van een voormalige kreek, elders wordt de toegang tot het bos steeds belemmerd door een smalle strook met verlandingsvegetaties en water. Aan de noordoostzijde zet die moersstrook zich noordwaarts voort en gaat uiteindelijk over in een breed deel met open water, het Groote Gat. De kreek loopt breed door tot aan de Fortdijk, wat duidt op een af damming. Op de stafkaart '732 Axel' uit 1926 (verkend 1918) is bijna de hele kreek nog als open water aanwezig, met slechts een smalle strook "kreupelhout/griend", ongeveer op de plaats waar nu elzenhakhout te vinden is. Dat houdt in dat het dichtgroeien van de kreek van vrij jonge datum is. De genoemde kaart laat verder zien dat er van gemengd loofbos nog geen sprake is, het gaat om bouwland, wei land en een kleine boomgaard. Dat landge bruik is volgens de topkaart '58 Oost' uit 1960 (verkend 1958) nog niet veranderd. De kleine re kaartschaal laat misschien niet toe een uitspraak over de kreek te doen, maar er is in ieder geval geen water aangegeven rondom de betreffende kavels Bij een vegetatie- kartering in de jaren 1980-'83 wordt een bos aangegeven als "jong loofbos met ruigtekrui den" (Mooij, 1986). De polder waarin het bos ligt heeft de wonder lijke naam 'Oud Beoosten Blij bezuidenpol- der'. De bedijking vond plaats in 1612 (Wilderom, 1973). Er was toen even wat rust in deze regio dankzij het Twaalfjarig Bestand. De nieuwe zeedijk werd wel meteen onder deel van een Spaanse verdedigingslinie met vele forten. In het landschap zijn ze nog te herkennen. De ingepolderde grond was terug gewonnen op een opzettelijk geïnundeerd gebied (1584-'86), dat onbedoeld was uitge groeid tot een kleine zeearm, het Kanaal van Axel (Stockman Everaers, 2000). Deze historische aanloop brengt ons bij de eigenschappen van de Plasschaert als slak- kenbiotoop. De invloed van de zee is niet al te heftig geweest, er is hooguit locaal een dun kleidek (<40 cm) afgezet op het oudere, kalkarme dekzand (P.P.D.-Zeeland, 1986). Als we aannemen dat de kalk in het kleidek inmiddels aardig is uitgespoeld, moeten we constateren dat dit van invloed kan zijn op de samenstelling van de slakkenfauna; kalkmin- nende soorten zullen ontbreken! De zee bracht ook ooit het zout, maar zoals de kalk kan uitspoelen is dat met het veel beter oplos bare zout zeker het geval. Ten aanzien van vocht zijn de omstandighe den gunstig. Het loofbos en het aangrenzende moerasbos bieden een milieu met een hoge luchtvochtigheid, ideaal voor landslakken. Bij het moerasbos is de permanente aanwezig heid van open water natuurlijk mede gunstig voor watermollusken (tweekleppigen en slak ken). Vermoedelijk geldt hier als negatieve factor wel het onnatuurlijke peilbeheer van de polder, met een hoog zomerpeil en een laag winterpeil. Wij trekken die conclusie na het waarnemen van drooggevallen kroos. Het elzenhakhout langs de kreek is van oude re datum en deze vegetatie zal een slakken- fauna kennen die karakteristiek is voor een stabiele situatie. Voor het gemengde loofbos 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2007 | | pagina 12