A IS Op trek met Franklin Piepers, deel 1 Franklin L.L. TOMBEUR Piepers zijn soorten van open biotopen. Zelfs de Boompieper (Anthus trivialis) die vaak in bomen zit te zingen is een soort van open landschap met aankleding of bosachtige stre ken met kaalkap. In deze bijdrage laat ik twee soorten aan bod komen die op de telpost niet zo vaak zijn gezien. BOOMPIEPER Algemeen De Boompieper is geen soort waarrond alar merende berichten verspreid worden (in Noor wegen meer dan een miljoen koppels, Bakken et al.2006) al is hij in het Zeeuwse als broed- vogel flink achteruit gegaan (Buise Tombeur 1988). De soort broedt in alle Europese lan den - Ierland en Ijsland uitgezonderd - en tot diep in centraal Azië. Het is een lange- afstandstrekker die overwintert in centraal Afrika (Glutz von Blotzheim Bauer 1985, Alström Mild 2003). De aanvang van de trek kan zich op verscheidene momenten voor doen tussen midden juni en begin oktober. Daarna zijn trekkende Boompiepers zeldza mer. De weersgesteldheid speelt een belang rijke rol in het doortrekpatroon (Patzold 1990). In het najaar zou hij Nederland vooral passe ren langs de kust en het oosten. In het tus senliggende deel van Nederland verschijnt hij minder talrijk (Bijlsma et al.2001 Telpost 502 Aantallen Dat de telpost in dat tussenliggende deel ligt blijkt al dadelijk uit de aantallen. Er zijn alle jaren samen amper 35 vogels genoteerd (figuur 1). Allicht is de boomloze polder on aantrekkelijk voor deze soort, of gaan ze heel hoog vliegen. Ze worden dan onbereikbaar voor de waarnemer. Een aantal van 35 is so wieso een ondertelling vermits Dierschke (1994) er op wijst dat hoe groter een groep passerende Boompiepers is hoe minder vo gels er roepen. Zo zou er in groepen van 11 tot 20 vogels slechts een op de vijf roepen. "iLj-jt™-"iiL-*-ui"-"-"i-i"i"i1"-"i~-"i-m11 1984 1985 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Figuur 1 Jaarlijks aantal Boompiepers (donker) en jaarlijks aantal dagen met waarnemin gen (wit) 18

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2007 | | pagina 18