A
Ik zie kleine houten stokjes in de grond gesla
gen, rood geverfd, met een nummer. Zou ik
ze verplaatsen? We hebben wel eens gepro
beerd bulldozers onklaarte maken die klaar
stonden om de Braakmanschorren in te pol
deren. Ik heb wel eens gaten voor dynamiet-
staven volgepropt met stenen in de machtige
torens van de oude staalfabriek. Misschien
juist daarom dat ik nu de paaltjes maar laat
staan. Het had immers allemaal geen zin. De
schorren zijn verdwenen; de torens zijn geval
len en ook hier zal het weinig uitmaken.
De groene specht klinkt alarmerender dan
normaal. Zwarte kraai, grauwe gans, holen-
duif, ekster. En opnieuw smaken de blauwe
bessen van de sleedoorn onwaarschijnlijk
wrang.
Even verderop een grote oranje V op een
populier. Onheilspellend. Kneutjes. Twee mini
konijntjes steken het pad over al blijven ze
toch nieuwsgierig staan. Een halve eischaal
duidt er op dat er heel pas nog jonge vogels
geboren zijn in het bos. Sperwer, Vlaamse
gaai, grote bonte specht, buizerd, boomkrui
per, goudhaantje. Wat doet het met je als je
op heel jonge leeftijd geconfronteerd wordt
met de vernietiging van je geboortegrond, je
leefomgeving, je eigen huis? En maakt het
dan wat uit of je een mol, konijn of winterko
ning bent?
Ik kom op een viersprong van paden. Welke
neem ik? Opnieuw een keuze, en ik sta er
lang bij stil. Welk pad trekt me aan, wat ver
wacht ik links, rechts of rechtdoor, welke rich
ting wijst me mijn neus? Hoe vaak heb je in
het dagelijkse leven eigenlijk te maken met de
mogelijkheid om keuzes te maken die er iets
toe doen?
Ik steek de Westgeul over en de geur van
munt komt me tegemoet. Hier is het allemaal
om begonnen. Even later de nog zoetere geur
van honingklaver. De ecologische natuur, de
natuur die door technici wordt bedacht en op
papier gezet. Is dat de enige echte natuur?
Een eik met stormschade en meteen een dik
ke witte stip erop. Hier liet Cees ons toen het
hangende nest van de wielewaal zien. Een
bruine kiekendief zweeft boven het riet en
grote libellen dansen voor de bosrand. Balt
sende dodaars. Op de kreek zwemt een
mooie fuut en wat jonge bergeenden. Het
water is als een spiegel, zo stil is het nu. Le
verkruid vol met atalanta's, dagpauwogen en
distelvlinders. Waterral, visdief, voor me op
het eilandje natuurlijk aalscholvers, kleine
zilverreigers. Ze doen me beseffen dat ook de
natuur verandert. Canadese gans, zoals altijd,
klagend. Een blauwe reiger die ronduit vloekt:
zal mijn nestboom ook verloren gaan?
Dan kom ik nog een jong konijn tegen, mid
den op het pad. De ogen dicht en gezwollen
met een snelle zenuwachtige ademhaling.
Wegrennen lukt niet meer. De warmte van
mijn hand zachtjes op z'n zij heeft een merk
bare kalmerende werking. Dit konijn zal de
avond niet halen. Ik kan nog wel vrede heb
ben met het langzame sterven. Alleen, wat zal
er gebeuren zodra ik het pad afgelopen ben?
De kraaien, de eksters, wat is eigenlijk hün
moraal?
18