die lokaal gaan rondzwerven of die echt we gens slecht weer gedwongen zijn andere oor den op te zoeken en dan vaak vanuit Scandi navië afkomstig zijn. Soms gebeurt zoiets invasieachtig. Op veel binnenlandse telposten is de soort geen zeldzaamheid met vaak di verse exemplaren op een dag maar dat zijn telposten waar dekking aanwezig is. Telpost 502 in onmiddellijke omgeving van de telpost is de soort broedvogel, maar toch scoorde ik maar drie waarnemingen. Kennelijk was zelfs een afstand van 1000 meter tussen twee dekkingsmogelijkheden (de populierenrij en het polderbosje) niet overbrugbaar voor lokale broedvogels. Moest dit wel het geval zijn dan had ik zeker meer dan drie waarne mingen getotaliseerd. De drie vogels staan dan ook geboekt als trekkers één vogel op 2 augustus 1996 naar het zuidwesten, één op 9 augustus 1996 naar het zuidoosten en één naar het zuidzuidoosten op 14 oktober 1990. Bij de waarneming van 9 augustus 1996 no teerde ik zelfs "heel hoog voor een specht". Kleine Karekiet (Acrocephalus scirpaceus) Van de Kleine Karekiet hoefje geen waarne mingen te verwachten van langsvliegende vogels. Het is nachttrekker. En overdag zag ik een Kleine Karekiet nog nooit meer dan een paar meter ver vliegen, van de ene dekking naar de dekking. Brengt z'n hele leven in de rietkraag of daaromtrent door. Het voorkomen in afwijkende biotopen zoals bossen, heide of bouwland interpreteer ik dan ook als een vo gel op trek. Telpost 502 exakt één waarneming mocht ik noteren op een totaal van 1757:30 uurtrektel- len, namelijk een roepende vogel 17 augustus 2004 in de sloot naast de weg. Noch de da gen voordien noch de dagen nadien werd de vogel gehoord. Maar absolute zekerheid dat het geen lokale broedvogel was heb je nooit. Dat zou dan de eerste zijn geweest in 19 jaar. Ook elders wordt de soort niet genoteerd. Ter vergelijking; een telpost met iets minder uren Oelemars 1502:20 uur had 3 ex. Telposten met flink meer uren zoals De Blauwe Kamer 2548:22 uur 2 ex en De Horde Lopik 3126:15 uren 1 ex. Zwartkop (Sylvia atricapilla) Najaarswaarnemingen van Zwartkoppen in het open bouwland is als vloeken in de kerk. Niet alleen is het een nachttrekker, de vogel heeft er ook overdag niks te zoeken. Hij brengt immers z'n hele leven door in parken, tuinen, plantsoenen, hakhout,etc. Maar in het najaar kan het in de duinen (dekking!) krioelen van Zwartkoppen op weg naar Afrika. Ook in Zeeuws-Vlaanderen komt dat voor (Buise Tombeur 1988). Tijdens een reis naar Israël zaten er vaak tientallen in een enkele doorn struik in de woestijngebieden. Telpost 502 op 26 augustus 2000 ontdekte ik rond 08:20 een vrouwtje in de bieten. Die was dus helemaal afgedwaald en had hier mis schien de nacht doorgebracht. Grasmus (Sylvia communis) Een beetje hetzelfde verhaal als de Zwartkop. Ze hebben trouwens vrijwel dezelfde versprei ding zowel als broedvogel dan als overwinte raar in Afrika. (Harrison 1982). Ook hier zoekt de soort tijdens de najaarstrek zijn voorkeurs habitat op van ruigtes en kruidenrijke biotopen als dijken. Omdat ze dan niet meer zingen vallen ze niet op. Ook de Grasmus is een nachtrekker. Op binnenlandse telposten worden dagre cords getotaliseerd van soms meerdere vo gels maar ik vermoed dat de lokale situatie geen vergelijk heeft met onze saaie kleipol- der. Telpost 502 ik noteerde één enkele waarne ming. Een vogel die vanuit het gewas naar het zuidwesten vloog op 6 augustus 1985 bij lichte regenval. Tjiftjaf (Phylloscopus collybita) De methodiek van de Landelijke Werkgroep VogelTrektellen (LWVT) protocolleerde des tijds dat alle vogels die men op zicht of geluid kon determineren en die duidelijk een bepaal de richting aanhielden, als trekvogels diende te noteren (Lensink 1985). Afstand speelt daarin geen rol. Eventueel diende ook aantal, richting, groepsgrootte, etc te worden geno teerd. Duidelijk onderscheid diende gemaakt met slaap- en voedselvluchten. De lokale situ atie is voor sommige soorten vrij snel duidelijk (eenden, duiven, kraaien), maar wat met 20

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2007 | | pagina 22