V
Op trek met Franklin
Surprises
Franklin L.L. TOMBEUR
A<
Wat je op een telpost waarneemt hangt af van
een flink aantal faktoren. Dat zijn tijdstip van
het jaar en van de dag, het aantal uren obser
vatie, de weersomstandigheden, de kennis en
de ervaring van de waarnemer(s) en - niet
onbelangrijk - de keuze van de plek waar je
trek wil observeren. Waar ligt de telpost Het
maakt heel veel uit of je op Breskens telt of in
de Canisvlietbinnenpolder, op de Utrechtse
heuvelrug of op de dijk van het Hellegatschor.
Een bewuste keuze voor een open boomloze
kleipolder midden in het agrarische gebied
zoals telpost 502 zal dus zijn invloed hebben
op de telresultaten.
Dat betekent dat we waarnemingen zullen
scoren die te verwachten waren en anderzijds
waarnemingen die verrassen. Wat mag je
verwachten in deze Bermudadriehoek Over
die verwachtingen zal ik het hebben in de
laatste bijdrage, maar nu eerst over de verras
singen. Ik laat wel even buiten beschouwing
hoe een vogelsoort binnen haar versprei
dingsgebied (jaarlijks) evolueert.
Voor soorten die in gesloten landschap thuis
horen is het passeren van zo'n vlakte een
"hindernis". Kennelijk gaat er van zo'n open
biotoop een dreiging uit. Dit stelt hen voor een
keuze. Welke keuzes zijn er Volgens mij
slechts twee de uitdaging aangaan of ze uit
de weg gaan. Fight or flight dus. De openheid
rond de telpost is uiteraard relatief. Ten
westen op zo'n 250 meter staat een lange rij
populieren en naar het oosten ligt een polder
bosje op zo'n 750 meter. In het noorden en
zuiden ligt geschikt biotoop nog veel verder
weg. Met geschikt biotoop denk ik in de eerste
plaats aan de mogelijkheid om dekking te
zoeken bij gevaar.
Deze maal geen tabellen en grafieken, maar
enkele korte verhaaltjes over verrassende
waarnemingen. Surprises vind ik er een mooi
woord voor. Gelukkig maar dat vogels kijken
af en toe verrassingen oplevert. Zonder dat
fenomeen zou vogels kijken maar saai zijn. Ik
wil uit deze verrassende waarnemingen geen
konklusies trekken, behalve deze ene naar de
waarnemer dan. Scherp staan blijft geboden.
Koekoek (Cuculus canorus)
Alle Koekoeken moeten uiteindelijk naar Afri
ka (Bijlsma et al. 2001maar het merendeel
trekt wel 's nachts (Witkamp 2002a). Vanaf
half juli mag je al rekening houden met na
jaarstrek als je ze in het open veld tegenkomt.
In een meer aangekleed landschap is men
minder snel geneigd aan najaarstrek te den
ken bij het waarnemen van een Koekoek.
Daarenboven zijn ze dan erg zwijgzaam en
vermindert dus de trefkans op een waarne
ming.
Op de binnenlandse trektelposten liggen de
dagrecords vaak niet hoger dan enkele vo
gels.
Telpost 502 ik zag er driemaal een passe
ren. Op 11 augustus 1985 in het eerste kwar
tier (vóór zonsopgang) een noordwest vlie
gende vogel, op 12 augustus 1990 in het der
de kwartier een naar het westen en op 22
augustus 1995 in het tiende kwartier een roe
pend op zo'n 250 meter.
Grote Bonte Specht (Dendrocopos major)
De Grote Bonte Specht staat bekend als een
bewoner van bomen en als een soort die het
ganse jaar in dezelfde omgeving verblijft. Min
der bekend is het feit dat er wel degelijk ver
plaatsingen gebeuren in het najaar. Dat kun
nen jonge vogels zijn die op zoek zijn naar
een eigen stekje of adulte (en jonge) vogels