heeft een nachttrekker bij daglicht te zoeken
m de landbouwgewassen. Er liggen twee ge
vallen vooreen vogel in het zevende kwar-
tier na zonsopgang op 11 november 1984 en
een in het eerste kwartier vóór zonsopgang
op 29 september 1992. Vaak hoorde ik wel
eens de zachte roepjes van passerende
Roodborsten terwijl ik in de auto zat te wach
ten alvorens de ochtendtelling aan te vatten.
Dat was dan het staartje van de nachttrek.
BLAUWBORST (Luscinia svecica)
Algemeen
De Blauwborst is waarlijk een pareltje aan de
kroon van de Zeeuwsvlaamse avifauna.
Zeeuws-Vlaanderen en meer bepaald Het
Verdronken Land van Saeftinghe is een echt
bolwerk voor deze soort (Buise Tombeur
1988,Vergeer et al. 1994). In Saeftinghe al
leen al broeden er elk jaar tientallen koppels
(Buise 2006). Daar worden er door Walter
Van Kerkhoven en zijn medewerkers ook
Blauwborsten geringd op het vogelringstation
Saeftinghe (www.vrssaeftinghe.nl). Augustus
en september zijn er topmaanden voor deze
soort. Jaarlijks enkele honderden. Hoewel
waarschijnlijk veel plaatselijke vogels zullen
gevangen en hervangen worden wijzen de
aantallen ook op "input" van elders, trekkers
dus. Ofschoon in de literatuur nergens sprake
is van waargenomen trekkende Blauwborsten
bereiken ze toch hun winterkwartieren. Die
liggen zowel in Zuid-Europa als West-Afrika.
Maar daar bestaat onduidelijkheid over
(Moreau 1972).
Voor de trek zijn we dus aangewezen op de
gegevens van het ringwerk. Deze zijn even
wel heel summier. Van de in Saeftinghe vele
honderden geringde Blauwborsten liggen
slechts een drietal hervangsten uit het zui
den voor. Van ongeveer 16500 geringde
Noorse vogels zijn er slechts 35 hervangsten,
de meeste in Zweden en Finland, en eentje uit
België, Rusland en Algerije (Bakken et al.
2006).
De twee gevallen uit 2004 betreffen mogelijks
dezelfde vogel. Geheel uitsluiten dat de au-
gustuswaarnemingen betrekking hebben op
een plaatselijk broedgeval is onmogelijk. De
weelderige vegetatie in de sloot aan de tel-
post is niet ongeschikt als broedhabitat.
Broedgevallen langs poldersloten in agrarisch
gebied zijn echter wel vaker beschreven
(Vergeer et al. 1994).
Waarnemingen in geschikte biotopen in au
gustus zijn niet algemeen maar ook niet uit
zonderlijk Toch waren er in Canisvliet, dat
intensief wordt onderzocht, de laatste twintig
jaar geen augustuswaarnemingen. Uitzon
derlijk was een waarneming op 11 september
1979 en zelfs een op 12 oktober 1974 (archief
wijlen Johan van den Steen).
Dat betekent dat de broedgebieden al eind juli
leeglopen, terwijl er tezelfdertijd gebieden als
Saeftinghe tijdelijk vollopen en dienst doen als
"stop-over" naar het zuiden. Tot een gelijkaar
dige konklusie komt ook Bijlsma et al. (2001).
Nog meegeven dat geslachtsbepaling in het
najaar moeilijk is. Enkel het mannetje in 1998
is een zekerheid.
3 augustus 2004
1 vrouwtje/onvolwassen
7° kwartier
8 augustus 2004
1 vrouwtje/onvolwassen
1° kwartier
10 augustus 1998
1 mannetje
5° kwartier
zingend
12 augustus 2000
1 vogel
7° kwartier
9 september 2002
1 vogel (mannetje?)
6° kwartier
met bescheiden zang
Teloost 502
Slechts vijf waarnemingen liggen voor.
23