Slakkeninventarisatie waterwingebied Clinge Door: Harry Raad Slakkenwerkgroep KNNV Afd. Bevelanden, rapport nr. 72, d.d. 26-7-2Ö08 Op 22-7-2008 bezocht de Slakkenwerkgroep KNNV-Afd. Bevelanden de waterwinning te Clinge (km-hok 63-384). Het slakkenwerk werd verricht door Barry Pel, Jaap Woets en ondergetekende. De locatie De inventarisatie werd uitgevoerd in de bos sen van het waterwingebied in het zuidelijke deel van de Clinge Polder. Aan de Molen straat, die langs de noordgrens van het terrein ligt, is een toegang met een ruime parkeer plaats en aan weerszijden grasland. Achter de parkeerplaats ligt bos, voornamelijk bestaand uit naaldbomen. De Clinge Polder is een bedijking uit 1616. Dat er daarvoor al het een en ander gebeurd is blijkt uit het feit dat de bedijkingsgeschiede nis teruggaat tot vóór 1300. Bij de toegang tot het waterwingebied is het al meteen duidelijk dat we het kenmerkende polderland ingeruild hebben voor hoger gelegen zandgronden. Het gaat om kalkarm zand, dat geologisch gezien aangeduid wordt als dekzand. Volgens de bodemkaart bevat deze zandopduiking in de Clinge Polder geen kleidek, hetgeen aangeeft dat er hier geen overstromingen hebben plaatsgevonden. De lage delen van de polder ten noorden van de Molenstraat hebben, bo- demkundig gezien, een veel dynamischer historie door overspoeling en vervening, wat in het kader van dit verslag echter weinig rele vant is. Op deze hogere dekzanden was voornamelijk bouwland te vinden, dat geleidelijk aan in naaldbos werd omgezet. De bebossing is voornamelijk na 1900 tot stand gekomen. De kavels bij de toegang van het waterwingebied zijn al wat langer bebost. In het bosgebied zijn ook stroken/rijbeplantingen met loofhout te vinden langs de ontsluitingswegen. Dat geeft enige variatie in de ondergroei. Het laat zich aanzien dat in dit gebied aan omvorming tot natuurlijker bos wordt gewerkt. Het beheer heeft hier echter een probleem met het veel vuldig opslaan van Amerikaanse vogelkers, een weinig gewaardeerde exoot die om zijn plaagkarakter intensief wordt bestreden. In het bosgebied liggen infiltratiekanalen, die voor het vochtige tot natte aspekt op deze van nature vrij droge gronden zorgen. De aard van het infiltratiewater en de invloed op de natuur in het gebied zijn niet nagegaan. Lettend op de ondergroei in het bos, en met name die langs de oevers van de infiltratieka nalen, kan van een matig voedselrijke tot soms voedselrijke situatie gesproken worden. De locatie lijkt voor slakken minder mogelijk heden te bieden door kenmerken als: de kalkarme bodem, het aanwezige naaldbos en het beperkt voorkomen van voedselrijke ruig ten. De aanwezigheid van open water in de vorm van de infiltratiekanalen kan echter van positieve invloed zijn op de slakkenfauna. Bos Bij het samenkomen op de parkeerplaats van het waterwingebied wist Barry al de eerste vondsten te melden; in de droge grasstrook tussen het bos en de Molenweg had hij een paar tuinslakken gezien. Een snel resultaat, maar we wilden de kenmerkende soorten van het naaldbos ontdekken, iets waar we nog helemaal geen ervaring mee hadden. We liepen het bos in en ontdekten een verschei denheid aan begroeiingen. In de stukken met donker naaldbos (spar?) hebben we geen zoekpoging gewaagd. Aantrekkelijker was het om langs het bospad te kijken bij oude stron ken en onder afgevallen en afgezaagd hout. Langs het pad stonden loofbomen, met daar achter de naaldhoutopstanden. Het keren van het liggende hout leverde inderdaad wat ken merkende slakjes voor dit soort terreinen, en wel tolslakje en ammonshorentje. Het was alles klein en weinig, geheel in overeenstem- 10

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2008 | | pagina 12