Uitgemodderde nieuw gegraven poelen v> O) "O c ra E ra ra jaar na modderen I graven grillig en van een heleboel factoren afhanke lijk. Wat we uit de grafieken kunnen afleiden is dat putten 5, 6 en 7 redelijk goed scoren v.w.b. de salamanders. Dit zijn 3 (van de 4) oudere putten. Op de vraag of er een relatie is tussen het al of niet uitbaggeren (of aanleg gen) van een put en de aantallen salaman ders in de daarop volgende jaren, kan ook geen goed antwoord worden gevonden. Meer gegevens zijn daarvoor blijkbaar nodig. In gebaggerde of nieuw gegraven poelen wis selen de populaties kam- en kleine watersala mander de eerste jaren flink. In een dergelijke pionierssituatie kunnen biotische en abioti- met dieren niet bezoeken in verband met mond-en-klauw zeer. Een van de eigenaren heeft toen zelf de fuiken geplaatst en de resul taten doorgegeven. Dat is toch een bewijs van betrokkenheid. Al een aantal keren is het ophalen van de fuiken-gecombineerd met een excursie. Tel kens hebben mensen de gelegenheid zich aan te sluiten. De laatste jaren gaat telkens een groepje jongeren mee om de fuiken te plaatsen en de dag erna weer op te halen. Ondertussen hebben ze danig veel ervaring dat ze het zelfstandig zouden kunnen. Het is een stuk gezelliger om het samen te doen en het verlicht en versnelt het toch wel intensieve werk. Bij een totaal van 9 drinkputten, duurt het verzamelen van de gegevens toch een hele week. Bovendien is het voor iedereen altijd weer bijzonder om die fraaie beesten van zo dichtbij te kunnen bewonderen. Door de jaren heen zijn er een heleboel ge gevens verzameld. Het zou leuk zijn om uit de resultaten conclusies te kunnen trekken t.a.v. voor- of achteruitgang van de Kamsalaman- der. Uiteindelijk wil je toch weten hoe het met die soort gaat. Zelfs na lange tijd puzzelen met de gegevens, lijkt het niet mogelijk er iets zinnigs over te zeggen. De resultaten zijn 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2009 | | pagina 12