4EGGENMUS
Algemeen
De Heggenmus (Prunella modularis) is broed-
vogel van een groot deel van Europa, Turkije
>n de Kaukasus (Harrison 1982). Grotendeels
standvogel maar noordelijke en oostelijke
vogels komen naar onze streken afgezakt of
nog zuidelijker.
De soort is broedvogel van een heel gamma
Diotopen als tuinen, plantsoen, duinen, stru
weel en jong, open bos. Als er maar struktuur
is en er vooral op de bodem naar voedsel kan
gescharreld worden. In boomloze kleipolders
hebben ze niks te zoeken.
Volgens Lensink (2002) begint de najaarstrek
eind augustus en duurt voort tot eind oktober,
met een piek eind september/begin oktober.
Hij vermeldt verder nog dat boven het bos-
arme Laag-Nederland weinig trekkers worden
waargenomen omdat ze hier mogelijks bijzon
der hoog vliegen.
Telpost 502
De Heggenmus wordt sinds 1993 jaarlijks
waargenomen zij het dat de aantallen van jaar
tot jaar erg kunnen verschillen (figuur 2).
Waaraan dat gelegen is blijft gissen. Zo was
de herfst van 2004 zacht, zonnig en droog en
bracht toch maar 2 passanten, terwijl een nog
zachtere, zonnige en droge herfst 2005 14
vogels opleverde. De telposten in het oosten
zijn het best bedeeld met trekkers met soms
honderden per seizoen, anderzijds kan ook
het telmoment daarin een rol spelen, vermits
de soort beschreven staat als een dagtrekker
(Gatter 2000). Dit lijkt dan weer in tegen
spraak met Lensink (2002) die stelt dat "in het
najaar de meerderheid trekt in de eerste och
tenduren, met een kleine opleving aan het
einde van de middag."
Op de telpost was de Heggenmus een
schaarse doortrekker met amper 86 vogels in
totaal. Augustus stelt nauwelijks wat voor met
slechts 7 vogels op 19 seizoenen. Eind okto
ber wordt de deur dicht geklapt met nog am
per 3 vogels in november over dezelfde perio
de. September en oktober zijn de maanden
waarin enige noemenswaardige trek in de
polder kan worden waargenomen, maar van
een piek zoals in de literatuur wordt gespro
ken is niks te merken. De aantallen liggen
bijna gelijkmatig gespreid over de zes deca
des (figuur 3). In oktober 1994 en 1997 wer
den zelfs geen vogels gezien.
De toptrekperiode - d.w.z. de periode waarin
50 van de waargenomen vogels passeert -
situeert zich tussen het begin van de tweede
decade van september en het begin van de
tweede decade van oktober. M.a.w. een peri
ode van 4 weken. De mediaan - d.i. de dag
waarop de helft van alle getelde vogels zijn
gepasseerd is 30 september. Een beeld dat
overeenkomt met wat in het oosten op de
telpost bij Arnhem wordt gezien (Lensink
1996).
Dagmaximum was 5 vogels op 14 oktober
1989. Elders kan dat tot meer dan 300 vogels
gaan zoals bvb. op de telpost Vlissingen.Dat
de Heggenmus weinig wordt opgemerkt in
1984 1989 1991 1993
1997
1999
2001
2003
Figuur 2 jaarlijks aantal waargenomen Heggenmussen