Foto: Marlies Castelijns
dat een uil in het bos nog geen Bosuil is! Sa
mengevat komt het er op neer dat tot aan het
begin van de jaren negentig van definitieve
vestiging geen sprake was (Werkgroep Avi
fauna Natuur- en Vogelwacht Schouwen-
Duiveland 1986, Walhout Twisk 1988, Ver
geer Van Zuijlen 1994, Breedveld et al.
2004). Nadien heeft de Bosuil ook ten noor
den van de Westerschelde, al is het schoor
voetend en met behulp van door vogelasiels
uitgezette exemplaren (Marcel Klootwijk, Ge
orge Tanis, André de Baerdemaker), voet aan
de grond gekregen. Op Goeree-Overflakkee
gaat het inmiddels zeker om 1-2 broedparen
(George Tanis) en op Schouwen Duiveland
om 6-7 broedparen (Rinus van 't Hof). Op
Walcheren zou de soort na vestiging weer zijn
verdwenen. In een persoonlijke mededeling
schreef Marcel Klootwijk daarover het volgen
de: "Het verhaal van de Bosuil voor Walche
ren is afgelopen in 2004. In 1993 werd er voor
het eerst melding gemaakt. Sindsdien ging
het om maximaal twee mannetjes en één
vrouwtje in het Oranjebosch bij Oostkapelle.
Eén mannetje heeft het tot en met 2004 vol
gehouden. Deze vogel heb ik jaarlijks een
aantal keer opgezocht tot april 2004. Ik heb
tussen 1995 en 2004 nooit meerdere exem
plaren kunnen vaststellen. Aangezien ik in de
zomer van 1993 bij de Mikke werkzaam was,
kan ik met zekerheid vaststellen dat één,
waarschijnlijk twee vogels zijn uitgezet in het
Oranjebosch. Eén van de vogels was, net
over de grens in Duitsland, in een vrachtwa
gen met erwten beland en is na de lange reis
bij de Mikke terechtgekomen." Van Sint Phi-
lipsland, Tholen, Noord en Zuid-Beveland zijn
geen (zekere, is bevestigde) Bosuil
waarnemingen bekend. Er heeft daar overi
gens geen gericht onderzoek naar de soort
plaatsgevonden (Leonard Ketting, Niels de
Schipper, Mark Hoekstein).
Herkomst van de Zeeuwse Bosuilen
De vestiging van de Bosuil in Zeeuws-
Vlaanderen sluit aan bij de spectaculaire uit
breiding van het broedareaal vanaf de jaren
tachtig in Vlaanderen. Halfweg de jaren ze
ventig werd het aantal broedparen voor
Vlaanderen geschat op 200. Voor de periode
1985-88 komt de schatting op 660-880 en
voor de periode 2000-2003 op "het twee- tot
drievoudige daarvan" (Vermeersch et al.
2004). In dezelfde periode was er ook in Ne
derland sprake van een toename, maar duide
lijk minder spectaculair. In 1973-1977 ging het
om 2500-3000 en in 1998-2000 om
4500 5500 broedparen (Teixeira 1979, Ko
ning 2002). De Westerschelde, die de schei
ding vormt tussen Zeeuws-Vlaanderen en de
rest van Zeeland, is voor Zeeuws-Vlaamse
Bosuilen waarschijnlijk een te grote barrière
om het gebied ten noorden ervan te kolonise
ren. In de rest van Zeeland zal men het dan
ook van Hollandse en Brabantse Bosuilen
moeten hebben. Mijn verwachting is dat de
soort zich ook ten noorden van de Wester
schelde sterk zal uitbreiden. Dat heeft dan tot
gevolg dat ten opzichte van de rest van Zee
land, Zeeuws-Vlaanderen er niet meer uit
springt. In de zuivere zin des woords, en daar
weten wij Zeeuwen alles van, is het dan geen
Zeeuws bolwerk meer.
Medewerkers
Inventarisatiemedewerkers. Luciën Boerjan,
Piet du Burck, Henk Castelijns, Gerard van
Daele, Aad Drenth, Jan Janssens, George
van der Hel, Wim Lansman, Ko Koekoek,
Jean Maebe, Eddy Matthijs, Joop Millenaer,
Fred Schenk, Rudy Smet, Cor Sol, Franklin
Tombeur, Luud Persijn, Kees Rijk, Theo
Spuessens, WalterVan Kerkhoven, Willy
Vink, Herman van de Voorde, Bram Vroegin-
deweij, Petrus van 't Westeinde, Alex Wiel-
and.
8