De kiekendieven dan. Er zijn elk seizoen wel
waarnemingen van Blauwe Kiekendieven
(Circus cyaneus) en omdat ze in Nederland
slechts op twee plekken (van Dijk et ai. 2008)
broeden moet het dus om trek
kers/overwinteraars gaan. Maar in hoeverre
waargenomen vogels lokale overwinteraars
zijn (met een vast jachtgebied dan wel ver
der doortrekken kan niet uitgemaakt worden.
Bij de Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus),
broedvogel in de omgeving van de telpost en
in de onderzoeksperiode flink toegenomen als
broedvogel staan we voor hetzelfde probleem.
Ik ben zeker dat ik vaak dagen na elkaar elke
morgen dezelfde vogels zag passeren op weg
van een slaapplek (o.m. bovenop een hooiop
per) naar een vast jachtgebied. Een zeker
geval van trek heb ik beschreven in Tombeur
(1994) en verder hebben we nu bewijzen dat
gezenderde vogels uit Zweden over Zeeuws-
Viaanderen trekken (mededeling op
www.roofvogels-hw.nl).
Ook de waargenomen Slechtvalken (Falco
peregrinus) zijn m.i. onder te brengen bij loka
le overwinteraars en of zwervers.
Welke soorten schieten er dan nog over
Drie kleine soorten. Echte luchtacrobaten.
Edele jagers ook. Niet met de brute kracht
van de Slechtvalk (Falco peregrinus) maar
flitsend,, onstuimig, driest en behendig.
SPERWER
Algemeen
De Sperwer (Accipiter nisus) is broedvogel
van gans Europa en een flink deel van noor
delijk Azië tot in Japan en de Maghreb
(Grossman 1964). De Europese vogels over
winteren binnen Europa, het Middellandse
Zeegebied en Noord-Afrika (Newton 1986).
Buitenlandse trekkers in Nederland stammen
voornamelijk uit Scandinavië (Linnartz 2002a).
De najaarstrek loopt van de tweede helft van
september tot half november. Het hoogtepunt
valt in de tweede helft van oktober. De sterk
ste trek wordt langs de kust opgemerkt, waar
vooral bij zuidoostenwind stuwing optreedt.
Doortrek wordt vanaf zonsopgang gezien; de
trek bereikt rond het middaguur een maxi
mum. In de loop van het najaar neemt het
aandeel dat in de eerste uren passeert, sterk
toe (Linnartz 2002a).
Bij Arnhem zijn de eerste Sperwers al in au
gustus opgeschreven. Daar is de Sperwer
een soort die al in de vroege ochtend begint
en tot ruim na de middag doortrekt. Halverwe
ge de dag is bijna 75% doorgetrokken
(Lensink 1996).
Er passeren behoorlijke aantallen over Neder
land, vaak meer dan 10.000 per najaar. De
dagrecords worden steeds bereikt op de de
zelfde (kust)telposten De Nolle (Vlissingen)
325 ex op 21 oktober 1997 en 274 ex op 8
november 2003; de Vulkaan (Den Haag) 243
ex op 24 oktober 1996 en 231 ex op 17 okto
ber 1999. De seizoenstotalen op sommige
telposten zijn imponerend Loozerheide
(Budel NB) 768 ex in 2008, 632 in 2007 en
952 in 2006; De Nolle 500 ex in 2007 en 510
in 2005. Steeds is oktober de topmaand
(www.trektellen.nl).
Telpost 502
Aantallen
De Sperwer is een jaarlijkse doortrekker in
zeer klein aantal (figuur 1). Alles samen zijn
over de periode 1984-2005 61 vogels waarge
nomen. Het maximum was twee vogels tij
dens één telling. Halverwege de jaren 80 heb
ben zich, mogelijks langs de grenskant, de
eerste broedkoppels gevestigd (Vergeer et
al. 1994). Na een trage groei volgde een groei-
spurt die begin de eenentwintigste eeuw re
sulteerde in een stabiele Zeeuwse populatie
(Zeeuws-Vlaanderen inbegrepen). Naar
schatting bedraagt deze minimum 165 en
maximum 260 koppels
(www.roofvogelszeeland.nl).
Van dit toegenomen aantal broedvogels werd
op de telpost niks gezien (figuur 1).
26