Op trek met Franklin
Meetellen of niet?
Franklin L.L. TOMBEUR
De Aalscholver (Phalacrocorax carbo) is een
soort die jaarlijks werd waargenomen. Los
van individuele vogels die alle richtingen uit
gingen zijn toch vaak groepen opgemerkt die
flink hoog en zuidelijk ploegden. Zo'n hoog
dun rijtje of V'tje is gepasseerd voor je het
weet en daarvan zijn er ongetwijfeld jaarlijks
wel gemist. Is dat de reden voor de jaarlijks
fikse aantalschommelingen? Het maximum
lag op 240 vogels op 11 oktober 2004.
Een groep die nog niet is aan bod gekomen
zijn de eenden en de ganzen. Hoewel ganzen
in onze kontreien tot voor enkele decennia
enkel in het najaar opdoken om op het eind
van de winter weer te verdwijnen is het met
het verschijnen van de zomerganzen wel
anders geworden.
Bij deze soorten is voedselbeschikbaarheid
en rust een factor die je moet meenemen als
je de trek wilt noteren. Een enkel schot in een
verder gelegen polder jaagt de vogels op en
kunnen dan op de telpost foutief genoteerd
worden als trekkers. Vaak zwerven die groe
pen ook rond op zoek naar voedselbronnen.
Ook zijn bij deze soorten dagelijkse voedsel-
en slaapvluchten bekend. Dubbeltellen ligt
dan voor de hand.
Heeft noteren dan wei zin? Toch geef ik wat
aantallen: de Kolqans (Anser albifrons) is vrij
wel elk najaar gezien met als vroegste datum
11 oktober 2004. Het maximum aantal op een
morgen was 1226 vogels op 27 oktober 1991
en 1136 op 8 november 1992. Bij de Toendra-
rietqanzen (Anser fabalis rossicus) (alle riet
ganzen die de telpost passeren aanzie ik als
deze ondersoort) was de vroegste datum 29
oktober 2004. Het maximum was 393 vogels
op die vroegste datum en 241 op 4 november
1997.
Tot en met 1996 zag je de eerste Grauwe
Ganzen (Anser anser) pas opduiken in okto
ber wat het vrij aannemelijk maakt dat het hier
nog om vogels ging uit streken ten noorden
en oosten van Zeeland. Nadien - met het
toenemend aantal broedgevallen in de omge
ving en in gans Nederland (Voslamber et
al.2007) - zie je al bij de eerste telling in au
gustus groepen Grauwe Ganzen passeren.
Niet meer meetellen is de boodschap.
Canadese Ganzen (Branta canadensis) zijn
ten onzent zwervers en zijn niet genoteerd.
De Niilqans (Alopochen aegyptiacus) werd
voor het eerst genoteerd in 2000 met een
maximum van 13 vogels in groep op 9 novem
ber 2002.
Bergeenden zijn vogels die in het najaar de
kusten opzoeken en zijn maar in 5 jaren waar
genomen (maximum 5).
De Smient (Anas penelope) is éénmaal ge
zien. De Krakeend (Anas strepera) werd maar
Vaak sta je als
teller voor een
dilemma: meetel
len of niet. Van
heel wat soorten
weet je dat ze elke
dag de polder be
zoeken op zoek naar voedsel. Van andere
mag je aannemen dat ze op doortrek zijn. Is
het wel de moeite waard om elke duif, kraai of
meeuw te noteren? Een goede kennis van de
lokale situatie is daarbij belangrijk. Je moet
een telpost een beetje in de vingers krijgen en
dat komt maar met de jaren.
Zorgvuldig afwegen watje wilt tellen en watje
er mee wilt doen spaart veel nutteloos werk.
Alles noteren levert eigenlijk nauwelijks meer
waarde op. Monitoren, wat een andere vraag
stelling is dan alles noteren wat er passeert, is
veel gerichter en levert daardoor meer kennis
op.
Heel wat soorten zijn in deze serie nog niet
aan bod gekomen. Een aantal zal hier nog
snel de revue passeren maar voor andere
houd ik het nog in beraad.