B
n n
in drie jaren gezien, de eerst maal pas in
1999. Het maximum bedroeg 22 vogels op 11
augustus 2005. Wintertalingen (Anas crecca)
die vaak op een nabijgelegen poldersloot ver
bleven telde ik niet mee. Ook Wilde Eenden
(Anas platyrhynchos) noteerde ik nooit. Vaak
zaten honderden vogels op percelen geoogst
graan te foerageren om een paar dagen later
weer op een ander persceel te zitten. Dat
"voel" je zo aan dat het steeds dezelfde vo
gels zijn.
Pijlstaarten (Anas acuta) zijn achtmaal gezien
vaak in groepjes tot maximum 28 vogels in
oktober. De Slobeend (Anas clypeata) tenslot
te is maar tweemaal waargenomen
De Wulp (Numenius arquata) is ook al zo'n
soort die bijna geen enkel jaar ontbrak maar
of die ene of enkele vogels tijdens de telling,
dagelijkse bewegingen zijn valt niet uit te ma
ken. Er liggen immers slaapplaatsen van deze
soort in de omgeving. Maar echte groepen
zijn nooit gezien. Veel vogels vlogen in zuide
lijke en oostelijke richtingen.
De Watersnip (Gallinago gallinago) is een
soort die jaarlijks werd gezien, zelfs in het
saaie, kale landschap rond de telpost (fig. 1).
Vaak passeren er op een telling wel meerdere
vogels, maar telkens slechts een exemplaar
en vaak in alle richtingen. In hoeverre dezelf
de vogel meerdere malen over de telpost
vliegt is onbekend. Alle vogels zijn wel mee
geteld. De beste dag was 27 vogels op 13
november 2000.
De Kokmeeuw (Larus ridibundus), Storm-
meeuw (Larus canus) en Zilvermeeuw (Larus
argentatus) ondernemen dagelijks slaap- en
voedselvluchten van de Westerschelde naar
het binnenland en terug. Een belangrijke
vliegroute is het kanaal Gent - Terneuzen
(Tombeur van der Kammen 1985) maar ook
over de telpost zagen we elke morgen die
bewegingen. Die drie soorten zijn dan ook
nooit genoteerd. De Kleine Mantelmeeuw
(Larus fuscus) wel, maar dan uitsluitend de
volwassen vogels. Zelfs dat was al moeilijk
genoeg, ze vliegen vaak hoog en de belich
ting speelt vaak parten. Deze soort wordt ge
zien als grotendeels wegtrekkend naar het
zuiden (Oisen Larsson 2003). In hoeverre
sommige vogels ook slaap- en voedselvluch
ten onderhouden in onze streek is mij niet
bekend. Slechts in enkele jaren waren er
meer dan tien per seizoen. Uitzonderlijk was
augustus 2004 met 46 vogels tijdens 8 van de
11 ochtendtellingen.
De Grote Mantelmeeuw (Larus marinus) -
zwerver en trekker - werd in de helft van de
jaren niet gezien, maar ontbreekt in geen en
kele maand. Het maximum was 7 vogels op
een gans telseizoen.
Duiven zijn eveneens trekkers maar ook hier
bestaan voedsel- en slaapvluchten. Vooral
wanneer pas geoogst is zitten (gemengde)
groepen Houtduiven (Columba palumbus),
Holenduiven (Columba oenas), stads- en reis
duiven dagen- en wekenlang op de percelen
rond de telpost. Die kan je niet meetellen.
Duiven vliegen vaak zeer hoog wanneer ze op
trek zijn en zijn dan snel gemist. Hoge pas
santen noteerde ik wel als trek, laagvliegers
niet. Maar ik besef dat dit arbitrair is.
i i i i i i i1 i i i i i i i i i i
1984 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005
eo-g
50-
40-
30-
20-
10-
Figuur 1 jaarlijks aantal getelde Watersnippen