Er zijn ook jaarlijks grote aantalverschillen. Dan eens heeft oktober de hoogste aantallen en dan weer november. In de helft van de jaren verschenen Houtduiven pas eerst in november. Gesommeerd zijn er in oktober 860 vogels genoteerd en in november 5619. De vroegste datum was 6 oktober. Met dit patroon lijkt de telpost meer aan te sluiten bij dat van Midden- en Hoog-Nederland dan West-Nederland (Linnartz 2002). Twee top- maanden - november 1999 (2454) en novem ber 1993 (1741- zetten dit nog eens extra in de verf. Groepen Holenduiven zijn nauwelijks gezien op trek, maar de kans op missers is niet ge ring. Op één uitzondering na zijn ze niet ge zien vóór 4 oktober. De meeste vogels zijn gezien in november met een maximum van 160 op 14 november 1994. Alle andere aan tallen liggen ver daaronder. Turkse Tortels (Streptopelia decaocto) vlogen af en toe wel eens over de telpost, maar aanzie ik als lokale zwervers. Ook bij de kraaiachtigen is het in de polder niet te zeggen of (gemengde) groepen Kau wen (Corvus monedula), Roeken (Corvus frugilegus) en Zwarte Kraaien (Corvus corone corone) - zeker bij vroege ochtendtellingen - vanuit een slaapplaats op weg zijn naar een plek om te foerageren dan wel het een ver plaatsing is naar betere oorden. Soms zag ik drie, vier ochtenden na elkaar dezelfde groe pen passeren. Die kan je dus niet meetellen. Ten oosten van de telpost liggen trouwens diverse slaapplaatsen van kraaiachtigen. De Roek - tot voor kort - geen broedvogel meer in Zeeland werd bijna elk jaar gezien - maar de laatste in 2000 - in heel wisselende aantallen. De vroegste datum was 5 oktober. Het maximum was 140 vogels op 27 oktober 1991De enige Bonte Kraai (Corvus corone cornix) werd gezien op 13 november 1984. Eksters (Pica pica) zag ik nooit passeren. Een tenslotte zijn er enkele soorten waarvan we honderden waarnemingen hebben geno teerd. Die zijn in deze serie niet aan bod ge komen omdat een dergelijke hoeveelheid ge gevens meer kansen biedt om onderbouwde uitspraken te doen over de vroege-ochtend najaarstrek in de polder. Het zijn Veldleeuwe rik (Alauda arvensis) en Graspieper (Anthus pratensis). Deze beide laagvliegers lenen zich bijzonder voor analyse. Om dit uit te werken zou ik de hulp van een statisticus kunnen ge bruiken. Voor Koperwiek (Turdus iliacus) en Kramsvogel (Turdus pilaris) ligt het wat moei lijker, vanwege vaak te horen maar niet te zien. Hetzelfde geldt voor Vink (Fringilla coe- lebs), Keep (Fringilla montifringilla) en Sijs (Carduelis spinus). Vaak te horen maar on zichtbaar hoog. De Kievit (Vanellus vanellus) en de Goudplevier (Pluvialis apricaria) zijn vaak en talrijk aanwezig maar kans op dub beltelling is zeer reëel. Groepen blijven soms weken pleisteren wanneer het weer en de voedselbeschikbaarheid gunstig is. Tenslotte, de talrijkste soort de Spreeuw (Sturnus vulga ris). Naast de bekende slaap- en vorstvluch- ten is zo'n lange honderdenmeters lange sliert of wolk niet te tellen, zelfs niet te schatten. Ik durfde er gewoon geen getal op plakken. Maar spektakulair is het wel. Erratum in vorige bijdrage (Steltkluut 2009/2 pagina 25 onderaan) Rode Wouw, moet zijn Zwarte Wouw (Milvus migrans). Referenties Buise M.A. F.L.L.Tombeur; 1988; Vo gels tussen Zwin en Saeftinghe: De avifauna van Zeeuws-Vlaanderen; Stichting Natuur- en Recreatieinformatie, Middelburg Linnartz L., 2002. Houtduif Columba palumbus. Pp. 166-167 in LWVT/SOVON 2002. Vogeltrek over Nederland 1976-1993. Schuyt Co, Haarlem Olsen K.M. H.Larsson; 2003; Gulls of Europe, Asia and North America;Christopher Helm, London Tombeur F.L.L. J.van der Kammen; 1985; Ochtend slaaptrek van meeuwen (Laridae) langs het Kanaal Gent-Terneuzen in Oost Zeeuws-Vlaanderen; Veldornitol.tijdschr. 8: 118-140 Voslamber B., van der Jeugd H. K.Koffijberg; 2007; Aantallen, trends en ver spreiding van overzomerende ganzen in Ne- derland;Limosa 80: 1-17

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2009 | | pagina 26