Vervolg: Slakkeninventarisatie Terneuzen. ken in het gras: onvolgroeide exemplaren van de grote wegslak. Ik wurmde me door de struiken langs het pad het bos in en kwam daar in een goed toegankelijke jonge bosop- stand. Het was er donker, wat natuurlijk ook kwam door de zware bewolking. Daar verza melde ik het al flink verteerde strooisel van Spaanse aak en meidoorn. De vegetatie be stond enkel uit de genoemde houtige soorten, een kruidlaag was op deze schaduwrijke plek niet ontwikkeld. Thuis leverde dit strooisel talloze behaarde slakken op en enkele glan zende agaathorens en bruine blinkslakken. Het ging voornamelijk om onvolgroeide exem plaren. We gingen verder en ontdekten fraai ontwikkelde keverorchissen op het pad. We telden eerst een groep van zeven exempla ren; het aantal zou later op beide parallelle paden oplopen tot zeker twintig. Inmiddels haalde Jaap ook wat behaarde slakken vanonder dode takken en weggegooide rom mel. Aangekomen bij het genoemde grasland leek het zoeken naar slakken daar weinig interessant, mede door de nattigheid. We keerden dus weer terug en namen nu het andere bospad. Dat bleek precies hetzelfde beeld te geven. Voorbij het gemaal deed Jaap in de berm van het asfaltpad een nieuwe vondst: een jonge kartuizerslak. Die mocht ook eigenlijk niet ontbreken! Voorheen werd hij kustslak genoemd; het algemene voorko men in Zeeland wekt dan ook geen verbazing. Een echte bosslak is het allerminst. Nabij de bushalte gekomen vonden we een tweede exemplaar in het milieu dat zijn voorkeur ge niet, en wel hoog gras. Kalkrijk Na het oversteken van de weg naar de Braak manhaven zag ik in een smalle zone met na tuursteen, naast het wegdek, vele wittige huis jes van de bolle duinslak. De gelige natuur steen zou een kalksteen kunnen zijn, wat voor duinslakken ideaal is. Zo vlak langs het razen de verkeer hebben we snel wat huisjes verza meld. Er was nog meer te vinden. Zo scoor den we hier ook gewone en langwerpige barn steenslak, behaarde slak en heesterslak. In middels heb ik geleerd dat de bolle duinslak verward kan worden met de Griekse duinslak; die is kleiner en heeft duidelijke(r) ribbels op het huisje. Zonder anatomisch onderzoek valt er over kleine (onvolgroeide?) exemplaren geen uitspraak te doen (Boesveld, 2005). Onze huisjes waren min of meer volgroeid en leeg. Ze waren niet zo groot, wat toch enige twijfel gaf bij het benoemen van de soort. Vanaf deze berm liepen we naar het dijkje op de grens van het busstation en het rietmoe ras. Ook hier kwamen we de huisjes van de duinslak nog tegen; een teken dat er behoor lijk wat kalk in de grond zit. We zagen dat ook aan de schelpfragmenten in onbegroeide grond. Op het dijkje waren de konijnen actief bezig geweest, te zien aan de vele keutels en het gemillimeterde gras. De taluds hadden veel graafplekken, vandaar het zicht op die schelpresten. We daalden de dijk diep af aan de moeraszijde en vonden in de vochtige krui denvegetatie beneden aan de dijk al gauw rijke populaties van de gewone wegslak en de heesterslak. De laatste kwam in de rietruigte van het moeras echt talrijk voor. Daarbij voeg den zich drie exemplaren van de gewone tuin- slak en een enkele gevlekte akkerslak. Langer doorzoeken had vast meer opgeleverd, het geprik van de 'manshoge' brandnetels deed ons anders besluiten. Water Het open water in het moeras moest ook nog bemonsterd worden. Vlakbij de voet van de dijk leek de bemonstering eenvoudig, er was maar een smalle zone met riet. De waterkant was daar echter zo steil dat Jaap welhaast naar een waadpak moest verlangen toen hij daar een stuk weggleed. Dan maar door de rietruigte lopen naar een kant die minder steil was. Het leek ondoenlijk, maar Jaap toonde zijn ervaring. Het nemen van grote stappen had absoluut geen zin, het was een kwestie van rustig de brandnetels en het riet platwal- sen voor een smalle doorgang. Ik liep vervol gens moeiteloos achter hem aan tot aan het water. Het vissen naar slakjes was hier geen probleem. We herkenden Jenkins' waterhoren

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2009 | | pagina 19