wat dieper in de berm van het pad en vond daar nog twee exemplaren van een naaktslak- je, dat ik voor de kleine akkerslak hield. Het droge milieu had veel opgeleverd, waarna met hoge verwachtingen een bezoek aan de visstek werd gebracht. Het ging om een klein huisje met een vlonder aan het water. Rondom het huisje was het vochtig, een ken merkende soort als de donkere glimslak dook hier op. Een paar vochtminnende soorten die eerder alleen maar dood werden aangetroffen, kropen hier vitaal rond. Alleen van de bruine blinkslak konden we ook hier geen levende exemplaren vinden. Jaap wist in de ruigte, ter aanvulling van de lijst, nog wat lege huisjes van gewone tuinslak en segrijnslak te ontdek ken. Water Vanaf het vlonder hebben we gevist naar wa terslakjes, wat geen enkel resultaat gaf. Het bleek niet mogelijk de waterbodem te berei ken. Op de ondiepere stukken werden we bij het vissen geplaagd door een wirwar van tak jes van onduidelijke herkomst. We gingen het vissen elders proberen, echter pas na een ont moeting met de eigenaar van het terrein en zijn familie. Teruglopend kwamen we hen tegen, zittend in een terreinwagen. Natuurlijk moesten we ons realiseren dat we particulier terrein betreden hadden, maar mijn onschul dige uitleg over het zoeken naar slakjes deed uitingen van irritatie wegebben: we kregen ter plaatse toestemming. Bij de brug heeft Jaap een nieuwe vispoging gedaan in het riet, we derom zonder resultaat. Vervolgens zijn we bij een vissteiger aan de zuidkant gaan kijken. In de rietstrook aldaar kropen grote wegslak- ken. Het hier opgeviste materiaal bevatte veel lege slakkenhuisjes. De enige levende slak was een puntige blaashoren. Min of meer verse, lege huisjes van Jenkins' waterhoren (veel), tractorwieltje en moeraspoelslak wer den eveneens genoteerd. Met de zeef was ook een vrijwel vers horentje van de dikke korf- slak opgevist, wat op een actueel voorkomen van deze minder algemene landslak duidde. Omgeving We verlieten de plas om nog wat in de omge ving te kijken. Gek genoeg leverden de nieu we plekken nauwelijks andere soorten op, wel werden er nog wat levende exemplaren aan getroffen van soorten die alleen 'leeg' waren opgeraapt. Het populierenbos oostelijk van het water kende een flinke populatie van de grote clausilia. Westelijk van de Kleinvogel hebben we de randen van een akker bekeken. Jaap zag op een stort van puin en tuinafval levende gewone tuinslak en segrijnslak. Daar, en in een ruige strook met brandnetel, riet en gele lis, kropen onvolgroeide exemplaren van de grote kartuizerslak vrij algemeen rond. Ik ontdekte nog een vrijwel drooggevallen slootje op de grens met een erf. Hier pikten we met gemak wat exemplaren van de geron de schijfhoren van de bodem. De waterslakjes hadden zich tegen uitdrogen beschermd door een witte prop in de mond van het huisje af te zetten. Op rottend blad kroop een dikke dwergslak. Elders waren alleen lege huisjes van die soort aangetroffen. Verder moeten nog de wilgen langs het slootje genoemd wor den, met vaak een of meer tuinslakken op de stam. Meer westelijk in het kilometerhok zijn we aan de zuidzijde van de Grootvogel in een watergang gaan kijken. De situatie van de waterslakken was vergelijkbaar met die van de zuidzijde van de Kleinvogel: puntige blaashoren en, enkel dode. Jenkins' waterho ren. Hier leefden ook de vlakke schijfhoren en een erwtenmossel die niet op soort gede termineerd is. Er werden verder enkele lege horens van de ovale poelslak (s.l.) en de ge wone schijfhoren opgevist. Daarmee was het verzamelen afgerond. We hebben nog wel aan de noordzijde van de Grootvogel, de Sint Josephstraat, gekeken of er kansrijke, nieuwe biotopen waren te ontsluiten, maar dat was ogenschijnlijk allemaal meer van hetzelfde. Het is wel zo dat de bebouwde kom min of

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2009 | | pagina 23