Op eik zaten gemiddeld 6 vlinders per boom en op den en beuk gemiddeld 3 vlinders per boom. Is het toeval of misschien toch een voorkeur van de Amphipyra (piramidevlinders) voor smeer op eiken? We zijn benieuwd naar ervaringen van andere smeerders! Pikdonker-ervaring en onweer Op verzoek van de excursieleider werden de zaklichten even uitgedaan en konden de deelne mers ervaren hoe donker het in een bos kan zijn. Je ziet geen hand voor de ogen, ook niet de grond en een mens zou alleen op de tast het bos kunnen verlaten. Men stond versteld hoe som mige dieren, zoals nachtvlinders, in het donker voedsel en een partner kunnen vinden. Een andere verrassing kregen we voor middernacht toen we verrast werden door een onweers bui met veel neerslag. Bezorgde thuisblijvers bedachten reddings- en evacuatieplannen om de deelneemsters in veiligheid te brengen. Gelukkig hadden we een "veilige" plaats om te schuilen en kon een excursiedeelneemster de bezorgde thuisblijvers vertellen dat ze haar in het pikdonkere bos toch niet konden vinden maar dat alles oké was. Om half één besloten we het bos te verlaten en huiswaarts te keren. De lichtval lieten we aan en die werd de volgende ochtend gecontroleerd. In de "veilige"schuilplaats foto Eddy Taelman) Soorten en aantallen Uit een nog lopend onderzoek was al bekend dat er in de bossen van Clinge, gelegen op pleistocene zandgronden, veel vlindersoorten in behoorlijke tot grote aantallen kunnen voorko men. Gezien de weersomstandigheden zitten we met een totaal aantal van 240 macro's en 78 micro's zeker boven het landelijke gemiddelde. Het aantal soorten bedroeg 31 macro- en 10 micro soorten. Bijzonder bij de macro's waren de vangsten van de gelijnde grasuil (nieuw voor Oost Zeeuws Vlaanderen) en de zeer zeldzame berken-oogspanner (in 2007 en 2008 slechts 1 waarneming per jaar in Zeeland).

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 2009 | | pagina 25