500-650 gram en vrouwtjes 700-850 gram.
Er is een opvallend kleurverschil tussen
mannetjes en vrouwtjes. Vrouwtjes zijn
overwegend bruin met een lichte kop en
vaak een lichte rand aan de voorvleugel.
Mannetjes zijn nogal bont. Ze hebben een
grijze staart en grote grijze vlekken op de
vleugel, de vleugelpunten zijn zwart en
de rest van het lichaam heeft diverse kleu
ren bruin. Pas uitgevlogen jongen zijn zeer
donkerbruin en hebben een karakteris
tieke abrikooskleurige kop en voorvleugel.
Er is geen zichtbaar verschil tussen man
en vrouw. Na het uitvliegen verbleken de
kleuren snel, waardoor de jongen vanaf de
herfst op de volwassen vrouwtjes gaan lij
ken. Het onderscheid tussen een jonge vo
gel en een volwassen vrouwtje in het veld is
vanaf die tijd lastig. Het verschil is alleen te
zien van dichtbij en bij goede belichting. Als
het onderscheid niet kan worden gemaakt,
spreekt men van een vogel in 'vrouwkleed'.
Het is overigens een hardnekkig misver
stand dat het verschil tussen een volwassen
vrouwtje en een jonge vogel te zien is aan
de hoeveelheid wit op de voorvleugel. Dat
klopt van geen kanten! Het onderscheid
kan gemaakt worden door te letten op de
staartkleur en de tekening van de onder
vleugel. Jonge vogels hebben een (donker)
bruine staart, terwijl die bij volwassen vrouwtjes
roestbruin is. Bovendien is bij jongen aan de
onderzijde van de vleugel de basis van de
handpennen licht, dit in tegenstelling tot
volwassen vrouwtjes. Na de eerste rui, de
vogels zijn dan circa één jaar oud, bekennen de
mannetjes al wat kleur. Hoe ouder ze worden,
hoe uitgesprokener ze kleuren. Vooral de
hoeveelheid en de intensiteit van het grijs
neemt toe. Wat dat betreft zijn het net men
senmannen. Jonge vrouwtjes zijn na hun
eerste rui niet meer van oudere vrouwtjes
te onderscheiden.
Overwintering
De meeste Bruine Kiekendieven overwinteren
in Afrika in de overstromingsvlakten van de
Sahel. Er overwinteren ook nogal wat vogels
in ZW-Europa en de laatste dertig jaar in
toenemende mate in Nederland. Enkele vogels
hebben dat altijd al gedaan, maar met de
toename van de populatie in de jaren zeventig
en tachtig is het aantal toegenomen. Het
Verdronken Land van Saeftinghe is het
noordelijkst gelegen gebied met een be
hoorlijke populatie overwinteraars, sinds
de eeuwwisseling 60-161 ex. De overwin
teraars zijn voor 91% vogels in hun eerste
levensjaar. Ze overleven er goed, en toch
trekken ze het daarop volgende jaar weg
om meer zuidelijk te overwinteren. Het is
een raadsel waarom ze dat doen.
Overwinterende onvolwassen Bruine Kieken
dief. Let op de lichte vlek aan de basis van de
handpennen. Verdronken Land van Saefting
he, 10 januari 2009.
Voortplanting
De Zeeuwse Bruine Kiekendieven komen
vanaf half maart in de broedgebieden aan.
Soms is het mannetje het eerst en soms het
vrouwtje. Zodra beide partners aanwezig
zijn, begint de balts. Enkele dagen later gevolgd
door de bouw van het nest. Het nest is 20-90 cm
hoog, vaak staat er 5-10 cm water onder. Op
plaatsen met een wisselend waterpeil zijn
de nesten hoger dan op droge of nagenoeg
droge plaatsen.
De eerste Bruine Kiekendieven die in het
voorjaar aankomen zijn zeker twee en
meestal drie jaar of ouder. Ze nemen de
beste broedplaatsen in. Vanaf eind april tot
half mei komen niet-uitgekleurde, dus jon
gere, vogels aan. Deze moeten het doen
met de minder goede broedplaatsen.
De periode waarin in Zeeuws-Vlaanderen
met de eileg wordt gestart, loopt vanaf eind
maart tot begin juni. Op 9 april is 10% van de
vogels met de eileg begonnen, op 22 april
de helft en op 12 mei 90%. Gemiddeld wor
den 4,6 eieren gelegd. De legsels van oude
re vogels bestaan als regel uit 4-6 eieren en
de legsels van jongere vogels uit 3-4 eieren.
Om de andere dag wordt een ei gelegd. De
broedduur bedraagt circa 33 dagen. Omdat
vanaf het eerste ei wordt gebroed, komen
de eieren na elkaar uit en verschillen de jon-